Mustang fun in Wyoming
Yéééhàààà! Zo’n 30 jaar na mijn vorige Amerika-reis in 1987 (mijn sabbatjaar halfweg studies Rechten) steek ik éindelijk nog eens de Grote Plas over! De ondoorgrondelijke wegen van de luchtvaarttarieven zorgen ervoor dat de ‘kortste’ (lees: voordeligste) weg naar Denver, Colorado via Stockholm, Zweden en Chicago, Illinois gaat… Bij leven en welzijn staat in Denver een Ford Mustang Convertible mij trappelend van ongeduld op te wachten. Deze hopelijk ‘trouwe vierwieler’ moet mij naar de ‘Hideout Guest Ranch’ in Shell, Wyoming brengen. Rawhiiiide!
Van Stockholm herinner ik mij – naast de gloednieuwe terminal – vooral de smoke boxes: flink uit de kluiten gewassen ‘telefooncellen’ met ingebouwde dampkappen waar tot 8 rokers tegelijk hun nicotinelusten kunnen botvieren.
Van Chicago herinner ik mij niets of het zou de meest vieze grenscontroleur van de States moeten zijn, die na 5 minuten kruisverhoor met duidelijke weerzin de verlossende stempel in mijn paspoort plaatst. Anyway, Denver dus, waar ik in het holst van de nacht aankom.
Valse start
Denver Int’l Airport ligt 35 km buiten de stad, te midden van de prairies met aan de westelijke horizon de besneeuwde toppen van de Rockie Mountains. Pas in 1995 gebouwd is het is één van de grootse (137 km2), mooiste (gebouw in de vorm van bergen) en drukste (38 miljoen passagiers/jaar en tot 120 landende vliegtuigen/uur) ter wereld.
Een shuttlebus van het autoverhuurbedrijf brengt mij naar een parking waar bij leven en welzijn tussen honderden wagens mijn ‘gemotoriseerd paard’ staat te wachten…. Het inchecken gebeurt uiterst vlot: paspoort, rijbewijs en mijn uitgeprinte reservatie volstaan. Nog enkel even mijn creditcard door de kassa halen voor de 100 $ waarborg en vervolgens… NIETS!
“What do you mean”, niets?” Awel ja, mijn kaart wordt niet aanvaard. Wil dit zeggen dat ik na 28 uur reizen in het midden van Amerika zit naast een wachtende Mustang zonder geld of iets?! Euh…. voorlopig wel ja. Na wat over-en-weergebel naar België ontdekt de bankbediende dat mijn kaart enkel is ingesteld op Europees gebruik. Enkele toetsentikken in een Vlaams bankkantoor volstaan om 30 seconden later de nodige dollars in Denver op te hoesten. Leve de wondere wereld van het internet!
Hit the road Jack!
Uiteindelijk is het al 3 uur ’s morgens als ik mijn koffers in de bagageruimte van mijn knaloranje Mustang kan dumpen. Ik kan ook kiezen voor een wat stijlvoller bruin exemplaar, maar de ‘Dukes of Hazzard’ zaliger indachtig wordt het deze!
Trouwens, ook beter zichtbaar in het verkeer: safety first (een obsessie trouwens in Amerika)! Instappen, startknop indrukken en VROEEEMMM… de 317 pk staan volledig te mijner beschikking! Hit the road, Jack!
Om mij de wagen wat eigen te maken, cruise ik eerst wat door de nachtelijke straten van Denver, ‘The Mile High City’ (ligt immers op 1.600 m hoogte en is daarmee de hoogstgelegen state capital van de USA).
Na amper 10 minuten moet ik al voluit in de remmen voor een supergrote dikke kat die de weg oversteekt en bij nader inzien een… wasbeer blijkt te zijn! Die zag ik tot nu alleen in de zoo, maar hier loopt dat blijkbaar gewoon op straat.
Omstreeks 5 uur zit ik goed en wel op Interstate 25 North op weg naar Cheyenne, hoofdstad van Wyoming. Het is nog pikkedonker maar wat een drukte! En mij moeten ze niet meer vertellen dat Amerikanen sloom rijden. Als ik mij aan de speed limit hou, steken ze mij links en rechts voorbij, ook van die monsterachtige grote trucks…
Ik zie regelmatig van die typische ja-knikkers (eindeloos op en neergaande oliepompen) en van die windmolentjes die je vaak ziet in westerns. Ik passeer ook de grote brouwerij van Budweiser, nu in handen van het Belgische InBev… Eat your heart out, Joe Sixpack!
Cheyenne: world capital of cowboys
Bij het binnenrijden van Cheyenne ‘bots’ ik meteen op de ingang van ‘Francis E. Warren Air Force Base’, één van de belangrijkste basissen van de Amerikaanse luchtmacht en eigenlijk een stad naast de stad. Met de regelmaat van de klok stijgen transportvliegtuigen op naar God-weet-waar.
Bij wijze van ‘decoratie’ staan er drie (afgedankte) langeafstandsraketten naast de inrijpoort. Daarna naar het hoofdkwartier en museum van de ‘Cheyenne Frontier Days’, de 6 dagen durende grootste cowboy- en rodeokermis ter wereld die jaarlijks plaatsvindt eind juli.
Een beetje de Gentse Feesten ‘Wyoming style’, quoi… Een ideale starter om meteen in de juiste cowboysfeer ondergedompeld te worden.
Uiteraard kan een bezoek aan ‘The Wrangler’ downtown niet ontbreken: een knalrood antiek grootwarenhuis met long horns en hertenhoofden aan de muren, boordevol cowboyspul met uitpuilende rekken vol laarzen en hoeden.
Eventjes gepast en snel mijn goesting gevonden: een zwartvilten soepel exemplaar (in tegenstelling tot de stijve Stetsons). Omdat ik hier nog niemand met een cowboyhoed op straat zag lopen, zet ik hem voorlopig niet op. Je moet niet katholieker willen zijn dan de paus…
Langs de Oregon Trail
Daarna geef ik mijn ‘Mustang’ de sporen richting Nebraska via Interstate 80 East. Het verkeer is nu veel minder druk en het is heerlijk relaxed cruisen op de highway door de eindeloos weidse landschappen met classic rock op de FM-radio, genre Aerosmith, Guns & Roses en ACDC.
Als je er nooit geweest bent is het moeilijk in te beelden hoé groots en leeg en eindeloos die prairielandschappen zijn. Tja, voor Europeanen is 100 km nu eenmaal ver en voor Amerikanen is 100 jaar oud…
Zo is één van de grootste gebeurtenissen in de Amerikaanse geschiedenis de trek naar het Westen in het midden van de 19de eeuw. Honderdduizenden pioniers trokken via de legendarische 3.000 km lange Oregon Trail met hebben en houden, paard en kar langs de oevers van de North Platte River en over de Rockie Mountains op zoek naar (vermeend) goud in Californië, groene akkers in Oregon of – in het geval van de Mormonen – godsdienstvrijheid in Utah.
Na 6 tot 8 weken onderweg waren de rotsformaties Courthouse & Jail Rock en vooral Chimney Rock (een 150 m hoge rots in de vorm van een schoorsteen) de eerste voorbodes dat de eindeloze prairievlaktes eindelijk achter de rug lagen.
Hier hadden ze een derde van de reis afgelegd, maar het moeilijkste moest nog komen: de Rockie Mountains! Dat dit allemaal niet zonder gevaar was, bewijzen zelfs nu nog de minstens 10 bordjes bij het Visitor Center die waarschuwen voor de aanwezigheid van ratelslangen.
Het is eens wat anders dan: “Opgelet voor de hond!”
Nebraska ‘profonde’
In Gering nabij Scotts’ Bluff (genoemd naar pelsjager Scott die hier in de jaren 1820 na een aanval door Indianen gewond werd achtergelaten en een jaar later als skelet aan de voet van de rotsen werd terugvonden…) spring ik ‘Goonies’ binnen.
Zo’n typisch lokale bar die je vaak ziet in Amerikaanse roadmovies met biljarttafels, dansvloer en houten bar waaraan je ook kan eten.
Ik ga voor de handmade hamburger met frieten die vorig jaar de prijs won van ‘Best Burger of Nebraska’. En ik moet zeggen: “It’s fingerlicking good!”
Achter de toonbank hangt een grote elektronische kalender die de geboortedatum aangeeft waarop je recht hebt alcohol te drinken. Vandaag staat die op ’13 oktober 1995’. Je moet hier dus 21 zijn om een pintje te mogen drinken… Maak dàt de jeugd in België eens wijs!
Naast mij zit een vent met cowboyhoed waartegen ik voorzichtig over de nakende presidentiële verkiezingen begin. Zijn antwoord: “I hope he (Trump) beats the bitch (Clinton)!” Tot zover onze politieke gedachtenwissel…
Over het algemeen is iedereen hier de verkiezingen al kotsbeu nog vooraleer ze begonnen zijn en is de algemene teneur: ‘kiezen tussen de pest en de cholera.’ We weten inmiddels hoe het afliep…
Legendarisch Fort Laramie
Opgericht ter bescherming en bevoorrrading van de pioniers. De restanten van het fort liggen te midden van de heuvelachtige prairies (lees: ‘In the middle of nowhere’).
Amerikanen zitten om 18 u steevast al aan tafel, ik ben er dus helemaal alleen, geniet van de absolute stilte en de ondergaande zon en slorp de weidse omgeving volledig in me op.
Met een beetje fantasie vermoed je dat er achter iedere heuveltop een paar Cherokees of Cheyennes zullen opduiken…
Ik sta geparkeerd naast het ‘The greatest ride in history’-monument ter ere van ene John Phillips die in de kerstdagen van 1866 vanaf het door Indianen omsingelde Fort Kearny in midden Nebraska ontsnapt en hulp gaat zoeken in Fort Laramie… 380 km verderop.
Hij en zijn paard leggen de helse rit non-stop in een ijzige winterstorm af in 35 uur. Dàt waren pas ‘tough guys’! Trouwens: een uur na aankomst zou het paard doodvallen door uitputting… Zelfs als het niet helemaal waar is, wàt een verhaal!
Geloof John Wayne niet
’s Anderendaags word ik in Guernsey opgehouden door een bonte optocht van tieners en zo’n typische gele schoolbus, helemaal versierd en uitgerust met luidsprekers.
Blijkt het om de Homecoming Parade te gaan die de laatste thuismatch van het ‘Vikings’-footballteam van de plaatselijke High School voorafgaat.
Vlakbij zijn de Oregon Trail ruts (tot 1m diepe in de zandsteenrotsen gesleten sporen van de ontelbare pionierskarren die hier ooit passeerden) en Register Cliff (een lange rots waar de pioniers hun naam in kerfden). Van de honderden namen zijn er wellicht velen die nooit het einde van hun tocht haalden.
Gemiddeld stierven er immers om de mijl vier mensen. Als je de ‘antieke’ westernfilms uit de tijd van John Wayne mag geloven, allemaal door aanvallen van vijandige Indianen. In werkelijkheid vooral door tyfus, cholera en uitputting…
Dood van een marmot
Voorts gaat het noordelijk naar de Black Hills in westelijk Zuid-Dakota via de hoogvlakte van Oost-Wyoming door één van de meest onwezenlijke landschappen die ik ooit zag… Bijna 200 km aan één stuk zo ver het oog kan kijken lichtglooiende boomloze prairie met gelig gras en hier en daar zandstenen getuigenheuvels.
Met enkel om de zoveel tijd een toegangspoort naar een ergens achter de horizon gelegen ranch en duizenden gitzwarte koeien als schoonheidsvlekjes verspreid tot aan de einder… Na 90 km één stadje (Lusk) en na nog eens 80 km, één kruispunt: Mule Creek Junction. Ja, de toponiemen werken hier nogal op de fantasie!
O ja, onderweg ook nog mijn eerste ‘moord’ gepleegd: een prairiemarmot spurt vlak voor mij de baan over. Ik heb echt geen zin om aan 90 km/u in slip te gaan.
Ik hoor een geluid onder mij dat nog het best als ‘homp’ te omschrijven valt en in mijn achteruitkijkspiegel zie ik inderdaad een pretty flat prairiemarmot… Sorry, kan er echt niets aan doen hoor!
Black Hills
Zo vlak en boomloos de rit daarnet was, zo heuvelachtig en bosrijk is het in de Black Hills: slingerende en op-en-neergaande banen door eeuwige bossen (gemengd naaldwoud en knalgeel kleurend loofwoud), afgewisseld met fantastisch gelegen meren…. Dit lijkt wel Canada.
Net vòòr ik Custer binnenrijd, moet ik vol in de rem voor een hert dat op 20 m zomaar te midden van de pikkedonkere weg staat te ‘nietsen’! Gelukkig schrikt het even hard als ik en gaat het er in een flits vandoor, de bossen in. Hier in enkele dagen al méér wild gezien dan de afgelopen 20 jaar in België.
‘s Anderendaags bezoek ik Mount Rushmore (je weet wel: de in de rotsen vereeuwigde presidentiële hoofden van Washington, Jefferson, Roosevelt en Lincoln), in Europa vooral bekend geworden door de film ‘North by northwest’ van Hitchcock.
Hoe indrukwekkend ook, toch nog klein bier in vergelijking met het ‘Crazy Horse Memorial’. In 1948 door de van Poolse afkomst Ziolkowski in zijn eentje begonnen en inmiddels door zijn 5 zoons en 5 dochters overgenomen.
Eens afgewerkt, moet dit het grootste beeldhouwwerk ter wereld worden: 200 m lang en 170 m hoog. Niet dat wij het nog gaan meemaken: momenteel is enkel het gezicht en de (rudimentaire) arm klaar… A man needs a plan, nietwaar.
Devils’ Tower
Onderweg naar mijn cowboyavonturen in ‘The Hideout Ranch’ bezoek ik nog even Devils’ Tower, vlakbij Sundance (waar bekende westernboef ‘The Sundance Kid’, spitsbroeder van Butch Cassidy, nog een tijdje in jail heeft gezeten).
Dit curieus geologisch fenomeen van een 270 m hoge lavakolom, lijkt te bestaan uit een bundeling van loodrecht uit de prairie opstijgende balken. Het zou gestolde lava zijn van een ondergrondse magmakamer die door de erosie van het omliggende landschap bloot is komen te liggen.
Volgens de Indianen is het echter een versteende stam van een reuzenboom waarlangs zeven zusters naar de hemel klommen (en daar nu het sterrenstelsel ‘Pleiaden’ vormen) op de vlucht voor een achtervolgende beer die ze vruchteloos wilde achternaklimmen en zo met zijn klauwen de groeven in de ‘stam’ trok.
Wat er ook van zij: in 1906 maakte president Theodore Roosevelt er het eerste Nationaal Monument van Amerika van. Filmliefhebbers kennen het ongetwijfeld als locatie van de slotscène in Steven Spielbergs ‘Close Encounters of the Third Kind’ uit 1977.
Leven als God in… ‘Cowboyland’!
Als ik door de poort de toegangsweg van ‘The Hideout Guest Ranch’ in Shell, Wyoming oprij, kom ik ogen tekort om het landschap in mij op te nemen: prairieweiden, red rock canyons, besneeuwde heuvels en klaterende bergbeekjes omzoomd met bomen in hun mooiste herfsttooi…
Hier kwamen ooit president Theodore Roosevelt en schrijver Ernest Hemingway jagen op het (nog steeds) talrijk aanwezige wild. Naast de Belgische uitbaters Peter en Marijn, staan onder meer een 30-koppig team medewerkers, 100 paarden en een internationaal gezelschap van 25 medegasten klaar om mij de week van mijn leven te bezorgen.
Ik voel me als Alice in Wonderland, maar dan op z’n cowboys! Eén grote jongensdroom… maar dan in het echt.
‘The Hideout’ ligt in Shell, in het dunstbevolkte deel van Wyoming: Bighorn County. Om een idee te geven van de bevolkingsdichtheid (of liever: -leegte): Bighorn is 8.125 km² groot (bijna zo groot als de provincies West- en Oost-Vlaanderen en Antwerpen samen) en telt… 12.000 inwoners!
Het dorpje Shell zelf telt 83 inwoners en ligt op 1.300 m hoogte, omringd door beboste heuvels, terracottarode grillige rotsformaties met aan de westelijke horizon de Rockie Mountains en aan de oostelijke de besneeuwde toppen van de Bighorn Mountains.
Het zenuwcentrum van ‘The Hideout’ is de centrale lodge waar de gasten ’s morgens, ’s middags en ‘s avonds gezamenlijk eten. Daarrond liggen de gastenverblijven: blokhutten van royale afmetingen en dito inrichting.
Een kleine 100 meter daarvan de stallen met onder meer het zadelhuis en de parking voor de acht ‘king size’ pick-ups en dito trailers met elk plaats tot acht paarden. Mijn verblijf is in de speciale Guest House langs de oevers van Trapper Creek met uitzicht op roestrode Needle Rock.
Zes km van de centrale lodge, maar nog steeds op het gebied van de ranch. De ‘voortuintjes’ zijn hier iets groter dan bij ons.
David Crocket
De ochtendlijke koffie op mijn terras gebeurt steevast in het gezelschap van wilde herten die tot aan de afsluiting komen grazen. Ik voel me als David Crocket, zij het dan een heel luxueuze…
Een avondlijk wandelingetje gebeurt dan weer steevast onder een fonkelende sterrenhemel, inclusief melkweg én een occasioneel vallende ster… Het kan hier precies niet op! Maar we kwamen – zoals alle gasten hier – vooral om paard te rijden en te proeven van het ‘echte’ cowboyleven.
Aan mijn uitrusting zal het niet liggen: laarzen van ‘Johnny Bull’ en een hoed van ‘Cody James’. Qua merknamen hebben ze in elk geval al ruimschoots ‘cowboy credibility’!
Een initiërende rijtest in de omgeving van de ranch biedt uitsluitsel: ik ben ‘cattle ride proof’! Voor bezorgde lezers omtrent mijn zitvlak: ik krijg dankzij attente vriendin Marijn de ‘Cadillac’ onder de zadels toegewezen, een volledig handgemaakt exemplaar met ingebouwd gelkussen (kostprijs: 5.000 $).
Cattle ride
Onze eerste dagtocht kan gelijk tellen! Na een extra vroeg ontbijt al om 8.30 u met drie pick-ups en paardentrailers onderweg naar een Shell-versie van Chimney Rock (dus niet die van Nebraska uit de Oregon Trail, zie eerder). Het is ijskoud (2° C) maar stralende zon, geen wolkje te bespeuren en absoluut windstil.
Héérlijk gezond weer voor buitenactiviteiten! Om 9 u zit iedereen van ons 17-koppig team (14 ‘would-becowboys en 3 wranglers/paardenbegeleiders) goed en wel op zijn of haar paard en zijn we op weg voor 9,5 uur (!) onafgebroken in het zadel.
De tocht gaat over berg en dal, door bossen en beekjes, door zonnige canyons en over besneeuwde bergweiden. We klimmen tot bijna 3.000 m hoogte en geven onze paarden de sporen in de sneeuw op zoek naar koeien die zich in de buurt van de kliffen ophouden.
In totaal verzamelen we zo’n 150 ‘rundskoppen’, drijven die naar waterpoelen zo’n 1.000 m lager en leggen in totaal 40 km te paard af. De foto’s die de wranglers onderweg nemen worden tijdens de cocktail bar ’s avonds op een scherm vertoond en uiteraard druk becommentarieerd.
Kleiduifschieten
Blijkbaar heb ik een goede houding op het paard want ’s anderendaags voel ik helemaal niets van stijfheid of pijn in het achterwerk (al zal dat gelzadel er ook wel voor iets tussen zitten). In elk geval niet slecht voor iemand die nog maar vijf keer in z’n leven op een paard heeft gezeten.
Niettemin besluit ik het vandaag iets kalmer aan te doen en kies ik bij wijze van activiteit voor trap shooting (kleiduifschieten). Ik mis amper en voor de laatste 6 schoten wordt de moeilijkheidsgraad opgeschroefd en vliegen de ‘kleiduiven’ alle onvoorspelbare richtingen uit. Alle 6 raak!
Jim uit South Carolina, die vaak gaat jagen en kleiduifschieten, mist er drie. Hij kan amper geloven dat ik nog nooit een geweer in mijn handen had en roept na afloop: “I’m gonna sell all my guns!” In de namiddag gaat hij vliegvissen, maar ik mag niet mee van hem.
Stel je voor dat ik daar óók de ene bergforel na de andere aan de haak sla! In elk geval kan mijn reputatie van ‘natural born cowboy’ niet meer stuk en sta ik hier voortaan bekend als ‘Buffalo Bart’!
Mustangs: born to be wild!
Op de laatste dag vertrekken we met vier volgeladen paardentrailers richting Cody, voor een ‘mustang ride’ in Bighorn Basin. Geologisch een enorm ‘soepbord’, volledig omsloten door bergen.
Het is één van de enige plaatsen in Amerika waar er nog kuddes mustangs in het wild ronddwalen. Vooraleer de Spaanse conquistadores in de 16de eeuw het Amerikaanse vasteland verkenden, waren er hier geen paarden.
Indianen jaagden toen te voet op buffels door ze over kliffen te dwingen. Sommige Spaanse paarden ontsnapten of werden achtergelaten en verwilderden. Hun afstammelingen zijn de beroemde mustangs. 100 jaar geleden liepen er zo miljoenen in het wild rond, nu zijn er nog zo’n 5.000 in Wyoming.
We rijden helemaal naar de noordwestelijke hoek van het Bighorn Basin, waar The Hideout Ranch een gebied van 400 km2 in ‘recreationele huur’ heeft van de overheid met het alleenrecht om paardenritten te organiseren.
Als iedereen goed en wel in het zadel zit, vertrekkensklaar in de hoop een kudde mustangs te ontdekken, komt een bald eagle (het symbool van Amerika) bij wijze van good luck boven onze hoofden zweven. Blijkbaar zelfs voor Amerikanen een niet alledaags zicht. Het is dat het zo moest zijn…
Lucky bastards
We splitsen ons in twee groepen om de vindkans te vergroten. Na amper een half uur hebben we al prijs! Een groep van een 70-tal mustangs bevindt zich op een 300-tal meter van ons. Ze kijken nieuwsgierig in onze richting.
Plots steigeren een tweetal hengsten tegen elkaar op en zetten het in een stofwolk op een lopen, gevolgd door alle anderen…. recht in onze richting! Je voelt de grond onder je trillen en op een 50-tal meter passeren ze ons in de richting van een verder gelegen heuvel.
Het heeft geen zin om ze te achtervolgen, want mustangs zijn de snelste landdieren op het Amerikaanse continent. Wow, wat een zicht was dat!
We rijden naar dezelfde heuvel om een beter uitzicht te hebben en ontdekken aan de horizon een waterpoel waar een kleinere kudde van zo’n 30 mustangs aan het rusten en drinken is. We naderen voorzichtig en kunnen tot op 100 m naderen.
Eerst kijken ze heel nieuwsgierig naar ons en komen zelfs onze richting uit. Maar dan, om één of andere reden, zetten ze het op een lopen in de tegenovergestelde richting. Méér mustangs zouden we niet meer zien, maar in elk geval waren dit er al véél meer dan we ooit konden hopen. Andermaal behoren we tot de ‘lucky bastards’!
AfscheidsBBQ
’s Avonds in The Hideout staat er een afscheidsfeestje op het programma met een gigantische BBQ Wyoming style! Vis, varken, kip, rund…. vaak gemarineerd in heerlijke ‘smoked’ cowboysausjes. Yummie! Ook alle wranglers die ons deze week begeleidden zijn van de partij en hebben een muzikale show voorbereid! “Country roads, take me home….!” Maar nu nog even niet graag.
Crow Indian Resevation
Na mijn zalige week in The Hideout gaat het via de 300 m diepe Bighorn Canyon (te vergelijken met de ‘Gorges du Verdon’ in Zuid-Frankrijk, maar dan royaal overgoten met een Amerikaanse Wild Westsaus) en door de besneeuwde wegen van het Bighorn Nat’l Forest (tot 3.000 m hoog) naar Hardin, Montana in het Crow Indian Reservation.
Een grote naam voor een desolaat gebied met vooral houten barakken. Indianenreservaten hebben wel een speciaal statuut: je kan er bijvoorbeeld vuurwerk kopen en gokken in casino’s, wat voor de broodnodige inkomsten moet zorgen.
Hardin heeft zo’n typisch Far West-station met sporen die in beide richtingen naar de wijde horizon vertrekken. Ik hoor in de verte een machtige stoomfluit en blijf wachten. Na 10 minuten komt een trein aandenderen en ook dié zijn hier groter en langer dan bij ons.
Twee locomotieven vooraan trekken het kilometerlange gevaarte en twee locomotieven achteraan helpen duwen. Daartussen? Niet minder dan 98 (ik heb ze geteld) wagons vol kolen, hout, benzine- of gastankwagons!.
Horse Eye
Klokslag middag ga ik ‘ontbijten’ in de Ranch House Grill. Er zitten al een paar families te lunchen, de mannen steevast met cowboyhoed. De dienster is een jong Cheyenne-meisje. Ik ga voor het ‘Ranch House’-ontbijt: twee spiegeleieren, hashbrown (gebakken aardappelschilfers), twee gekruide worsten en 2 toasts.
Op de vraag “Hoe ik mijn eieren wilde?” antwoord ik vlotjes – volledig in cowboystijl ! – “Horse Eye”… Moest dat Cheyenne-meisje al Keulen weten liggen (wat ik betwijfel), dan hoorde ze het daar stevig donderen! Blijkt dat een spiegelei hier een ‘sunny side up’ heet…
Tijdens het wachten lees ik de plaatselijke lectuur: “Montana Farms & Ranches”. De advertenties daarin zijn in de trand van: “Te koop. Buffalo Creek Ranch in Custer, Montana. 42.000 acres (170 km2!) groot met stallen en… uitstekende omheiningen (blijkbaar belangrijk). Kostprijs: 20,5 miljoen $….
De ‘Battlefield of the Little Bighorn’ is héél indrukwekkend en ik blijf maar liefst méér dan 3 uur! Typisch voor Nationale Monumenten (of Parken) is dat alles heel goed uitgelegd en georganiseerd is. Eerst een film van een 20-tal minuten, dan een museum en dan de eigelijk site zelf die 10 km lang is. Langs de weg zie je om de haverklap uitlegborden op ooghoogte voor als je in de auto zit.
Amerikanen doen immers alles met wagen, ook dingen als dit bezoeken. Ik stap overal uit, lees de uitvoerige uitleg en probeer het landschap in mij op te nemen en te bedenken hoe het voelt om met 200 cavaleriesoldaten omringd te zijn door 2.000 flink-op-hun-tenen-getrapte Sioux- en Cheyenne-indianen.
Kolonel Custer en Kapitein Reno hadden de bedoeling om elk met een regiment een Indianenkamp te omsingelen. Ze werden achter de heuvels opgewacht door het tienvoudige aantal Indianen. Reno kon nog ontsnappen, Custer niet…
Hij trok zich met z’n soldaten op een heuvel terug (Custer’s Last Stand), schoten hun paarden dood om als barricade te dienen… en gingen al strijdend tenonder. Het landschap is bezaaid met kruisjes… sommigen met namen, anderen anoniem… zowel Indianen als soldaten liggen er nu zij-aan-zij in het verlaten heuvelend landschap, afgezoomd door de ‘Little Bighorn’-rivier…
Er heerst een heel speciale, bijna gewijde sfeer… het is er ook heel stil. Echt indrukwekkend!
Trouwens, bijna beleefde ik er mijn eigen ‘last stand’. Toen ik helemaal aan het uiteinde was (het was al bijna sluitingstijd en was er nog alleen), blokkeerde een ratelslang die zich lag op te warmen op het wandelpad mij de terugweg. Het was weliswaar een kleintje, maar toch…
Meteen zette hij zich in aanvalspositie: gekronkeld en kop omhoog. Ik besloot een omweg te maken door het gras (normaal strikt verboden!) en hoopte vurig dat er daar geen andere (grotere) exemplaren in een hinderlaag lagen. Quod non… Oef!
Bij valavond (om 18 u) rij ik voorbij Billings en ik besluit even door het centrum te rijden. Ik passeer onder meer een vrouwengevangenis en bezoek ook nog even Boot Hill-cemetery, een pionierskerkhof van een stadje dat maar 10 jaar bestaan heeft, aan de rand van Billings.
Komen we dan bij ons priesterverhaal. Het is de bedoeling dat ik vanaf Billings via Laurel en Bridger naar Cody (Wyoming) rij. Als ik nog voor +/- 10 km (5 miles!) benzine heb, wil ik tanken in Bridger (ik had dat uitgerekend). Daar blijkt mijn MasterCard weer niet te werken.
Het is zondag, dus ik kan niet eens bellen naar de bank. Daar sta ik dan… We houden het hoofd koel en denken aan Cruyff: “Ieder nadeel heb z’n voordeel”. Een goed soldaat trekt zijn plan: ik besluit een rustige straat te zoeken en bel aan een huis aan en vraag (beleefd en met omstandige uitleg) of ze daar toevallig geen bed voor mij hebben.
Die vrouw woont alleen met kinderen, dus ‘no way’ (en begrijpelijk) dat er van een vreemde man in huis geen sprake kan zijn. Ik vraag of er hier geen kerken in de buurt zijn en toevallig ligt de ‘Catholic Church of the Sacred Heart’ vlak om de hoek.
Is dat trouwens geen ‘werk van barmhartigheid’: reizigers onderdak bieden? Ik bel dan ook hoopvol aan bij een zekere Father Masi en verwacht een oudere man in priesterkleren. Blijkt het om een zwarte 30-ger te gaan in trainingspak!
Hij luistert naar mijn verhaal en onderneemt direct actie: hij belt naar het plaatselijke motel (helaas vol) en dan naar een motel in Laurel (50 km terug) en… boekt voor mij een kamer op zijn kosten! Omdat ik niet genoeg benzine heb om daar te geraken, rijdt hij ook nog eens mee naar het benzinestation en tankt mijn Mustang vol met zijn credit card!!
Ik vraag nog om een bankrekening van de parochie of zo dat ik – ééns terug in België – kan terugbetalen of een donatie kan doen of zo…. Maar daar wil hij niet van horen.
En zo ben ik na 290 km vandaag uiteindelijk in het Best Western Motel van Laurel beland, dat er ’s nachts van ver nogal spookachtig uitziet vanwege een grote olieraffinaderij aan de stadsrand. Maar het motel is PRIMA! En dan moet Yellowstone nog komen. Alweer stof genoeg voor een mooi verhaal, dacht ik zo!
Bart, bedankt voor jouw reisverhaal! Als USA-fan is het smullen en moest het kunnen dan stap ik zo op het vliegtuig 🙂
Best wel leuk om dit verslag te lezen, Bart. Maar voor mij toch wel minder inspirerend. Ik ben nogal gehecht aan het oude Europa en reis slechts heel af en toe buiten de grenzen van ons continent. Zo huurde ik een keertje een wagen in Jordanië. Je kan er hier over lezen https://evenaar.tv/reisverhalen/2018/02/met-horten-en-stoten-indiana-jones-achterna/