Servië: onbekend is onbemind?
“Wààr gaan jullie precies naartoe?” En na een kleine stilte, “En euh waarom eigenlijk?” Dit zijn vragen die we wel vaker voorgeschoteld kregen toen we onze reisplannen voor Servië bekend maakten. We konden kort antwoorden dat we nieuwsgierig waren naar een land dat op anderhalf uur vliegen van Brussel toch zo onbekend was. Dit in tegenstelling tot zijn opkomende, populairdere buurlanden.
Reisboeken over Servië waren eerder beperkt te vinden. In de plaatselijke bibliotheek vonden we nog een exemplaar uit 1997. Lonely Planet waagde zich er nog niet aan. Ook een oproep op Facebook naar ervaringen bleef onbeantwoord. Hooguit werd Belgrado al eens bezocht als korte tussenstop in een grotere Balkanreis.
Meer dan voldoende reden voor ons dus om zelf op ontdekking te gaan. We besloten om op vier plaatsen te verblijven als uitvalsbasis. Onze reis ging per bus van Belgrado naar Nis, richting Uzice, verder naar Novi Sad, om tenslotte terug te eindigen in Belgrado. Alles kon, niets moest in een land zonder verplichte must-sees of grote highlights. Het geeft rust om zo te reizen (zonder FOMO).
Bij aankomst in Belgrado bleek de ‘Witte Stad’ zijn naam niet echt eer aan te doen. We keken bij het verlaten van de bus op tegen voornamelijk zwart geblakerde hoge gevels omgeven door een te druk auto-verkeer.
De cyrillisch geschreven straatnaambordjes bemoeilijkten onze zoektocht naar het hotel. Hadden we dan toch beter een meer toeristische bestemming gekozen zoals Barcelona of Berlijn? Het tegendeel bleek waar.
Al bij het vragen naar de juiste richting aan een omstaander, ervaarden wij de enorme gastvrijheid van de Serviërs. Dit zou ons de hele reis blijven verbazen. We werden afgezet voor de deur van ons hotel nadat de Servische man zelf de weg moest vragen.
Algauw maakten we ook kennis met de jongere generatie van Belgrado. Een generatie die de verhalen van hun ouders meedragen, maar ook gewoon vooruit willen. Zo geeft de plaatselijke jeugd van Belgrado rondleidingen per fiets in hun geliefde stad waarbij zij het verleden van de Balkan ook niet uit de weg gaan (bv. I bike Belgrade).
Het gaf ons voldoende inzichten om de reis verder te zetten. Om te kunnen ontsnappen aan de drukte van Belgrado is een dagje aan Ada beach een aanrader. Hoewel Servië niet (meer) aan de zee gelegen is, weerhoudt dit de Serviërs er niet van om van elke situatie het beste te maken en elke stad te voorzien van een ‘city beach’ en , als het even kan, wordt deze aangelegd onder de brug van de grootste toegangsweg naar de stad.
Een hoogtepunt was het bezoek aan ‘Davolja Varos’ oftewel Devil’s town op 89 km van Nis. Prachtige rotsformaties in een nationaal park die ons deden denken aan een mini-grand canyon. In onze reisgids werd de weg ernaartoe omschreven als volgt: “Wandel anderhalf uur langs kleine paadjes, waarna je in een dorp zal aankomen en vraag daar nogmaals de weg.” Beter was een taxi te nemen vanuit een dorpje op zeven kilometer van het park.
Een taxichauffeur bracht ons met veel enthousiasme en een razende snelheid naar Devil’s Town. Rijvakken, gordels en snelheidslimieten bleken plots iets relatief. Ondanks de goede bedoelingen van het ’no smoking sign’ werden we in de taxi getrakteerd op een sigaret, waarvoor we vriendelijk bedankten.
Met veel trots wees de rokende en racende Servisch sprekende taxi-chauffeur naar de wifi in zijn taxi, die eigenlijk niet bleek te werken. Met enige opluchting kwamen we veilig aan. In Devil’s Town waren alle voorzieningen getroffen om toeristen te kunnen ontvangen inclusief souvenirstandjes.
Enkel de toeristen waren afwezig door de moeilijke bereikbaarheid. Hierdoor wandelden we met ons twee in een prachtig park dat wij niet moesten delen met horden andere toeristen en zonder lange wachtrijen te trotsteren of waarbij iemand bijna een ijsje in je gezicht duwt bij een gevecht om het beste uitzicht voor een foto.
We genoten enorm van de natuurpracht en stilte. Het plan om terug naar het dorp te liften na het bezoek, moesten we dan wel laten varen omdat er in de verste verte geen andere auto’s te bespeuren waren. Gelukkig kwam onze Servische taxi-chauffeur net op tijd weer aangescheurd om ons ter hulp te schieten.
Herkenbaar als enige toeristen op een volle lijnbus, maakte een buschauffeur ons via zwembewegingen duidelijk dat hij voor ons met zijn bus een detour ging maken zodat wij zeker aan het Bovan meer zouden geraken. In Servië kan zoiets nog.
Vlakbij Uzice stond nog een hoogtepunt te wachten: de afgelegen Uvac Canyon. Dit is een groot natuurreservaat met een kweekprogramma voor vale gieren. Verrekijkers in de aanslag ! Een boottocht bracht ons via kronkelende meanders naar een onvergetelijk uitzicht. De kapitein liet niet na om in een boom te klimmen om elke toerist een foto te gunnen met het beste panoramische perspectief. De gids stond er op om ons veel langer dan voorzien doorheen zijn stad te loodsen. Een fooi wilde hij er niet voor.
Tenslotte, op restaurant wordt het eten geserveerd in gigantische porties. Een Serviër zou niet willen dat je met honger van tafel ging en dat deden we nooit. Ook dat typeert Servië.
Kortom : Servië heeft vele troeven voor wie de moeite neemt om ze te vinden ( al zou een extra wegwijzer ook kunnen helpen). Verwacht geen grote must-sees, maar niet-platgelopen paden en gastvrije Serviërs die je naar onverwachte plaatsen leiden.
Tekst en foto’s: Froukje Mahieu
Leuk artikel. Fijn dat jullie eens een bestemming hebben opgezocht die niet meteen bekend is. Dat zou ik iets minder durven 🙂 .