Column: Lawinegevaar!
“Mijn neef ook hoor, al drie uur! In de Franse Alpen! -Echt? Mijn zus liet me weten dat ze met de kinderen al 14 uur de deur niet meer uit mag! Veertien! Een avondklok, afgekondigd door de politie van Oostenrijk! Dat hebben ze daar al niet meer gezien sinds de Tweede Wereldoorlog!”
Twee dames van, laat ons zeggen, respectabele leeftijd stonden bij de kledingzaak op de hoek tegen elkaar op te scheppen over hun familieleden die ergens in één of ander mondain skioord bedolven werden onder dat ongeziene pak sneeuw dat uit de lucht viel in onze Alpen.
Er kwamen lawines aan te pas, bergen sneeuw van wel 3 meter, meneer! Yeti’s! Wolven! Zombies met sneeuwruimers! Levensgevaarlijke dennenappels! En… sneeuwvlokken zo groot als mijn vuist. Ik aanschouwde het tafereel met pretoogjes. Die ochtend was ik net geland op Zaventem, ik kwam terug vanuit Genève na een weekje snowboarden in de Franse Alpen.
Op het programma? Een week wintersport met ijsduiken, snowrally, bobslee, ski-parapente, wellness … the full monty quoi. En ja, ook tijdens onze filmperiode gooide de sneeuw roet in het eten: skiliften werden gesloten door te felle wind en… dat was alles. De skiliften werden een paar uur gesloten wegens te felle wind.
Als ik de oma’s in de kledingzaak mocht geloven, dan waren onze Alpen veranderd in één of ander Antarctisch landschap waar het min zevenhonderd drieëndertig was. Je mag het hen ook niet kwalijk nemen: van zodra je onze kranten of journaals erbij neemt gelòòf je ook daadwerkelijk dat het er in ze mountains zeer heftig aan toe gaat.
Je ziet namelijk beelden van skiliften die besluiten om pirouettes te draaien, mensen die ondersteboven geblazen worden door sneeuwstormen. Het zag er, eerlijk, niet allemaal fraai uit. Tegelijk zeiden de locals me in Tignes dat ze dit soort van weer nooit hadden meegemaakt, in geen honderd jaar.
De ene dag daalden de temperaturen tot min 10, de andere kregen ze de warme Föhn-wind op bezoek, en steeg het kwik naar 10 boven nul… waardoor alles weer begon te smelten. “Niks mis mee, met dat weer.” antwoordde Gérard Mattis me. Mattis is de rechterhand van de burgemeester van Val d’Isère, maar misschien nog belangrijker: hij is een montagnard pur sang.
Luttele minuten eerder wachtte ik de heer Mattis op in de lobby van één van zijn hotels in Val d’Isère. De familie Mattis heeft een diepe band met het ski-dorp: ze behoorde tot één van de boerenfamilies die destijds leefden van de veeteelt, maar later overschakelden op toerisme. En dat deden ze in Val d’Isere met succes.
Daar waar sommige ski-oorden vandaag meer op betonnen fabriekjes lijken, die hun skiërs opslorpen en weer uitspuwen na een mid-week, vind je in dit dorp échte Alpijnse authenticiteit en warmte terug. Wanneer Mattis zijn lobby binnenwandelde, vulden zijn gulle lach en gerimpelde gezicht de ruimte.
Voor mij zat een koning die zich danig in zijn sas voelde in zijn koninkrijk, waardoor ik het gevoel kreeg dat ik hem alles kon vragen. “Wanneer je ‘s ochtends je skiboots aantrekt, je handschoenen, je skibril neemt. En je ervaart de pure verse lucht van de bergen, dan weet je pas dat je de koning te rijk bent.
Mijn vader heeft de bergen nooit kunnen appreciëren, hij leefde meer in de toekomst, dan in het hier en nu. Maar dat is wat de mensen hier vandaag zoeken, hier en nu. Dat beseffen wij maar al te goed.” Mattis draaide zijn hoofd naar het venster, trok de gordijnen wat verder weg en keek naar de lucht.
“Elke 35 jaar hebben we dit soort van weer. Dan lijkt er aan de sneeuwval geen einde te komen. En elk 35 jaar is er één of andere kortzichtige journalist, die komt beweren dat dit nooit eerder voor viel en het einde nabij is. Wel geloof me, mijn beste.” Mattis nam mijn hand en keek me in de ogen: “soms moet je goed naar het verleden kijken, om te weten wat er nog zal komen.” De bergen, dat doet wat met je.