Met de fiets door het Wilde Westen
Deze zomer fietste ik van Miami, Florida, naar Vancouver, Canada. 8368 kilometer om precies te zijn. Alleen. Ik had een paar maanden vrij. Mensen zeggen wel eens lacherig dat er ook vliegtuigen gaan over die afstand. Dat weet ik. Een fietsreis doe je echter niet voor de bestemming. The road is the destination. Maar je moet nu eenmaal ergens eindigen. Dus fietste ik naar Vancouver.
Mijn fiets ging mee op het vliegtuig. Dat was ellende. Toen mijn fiets niet op de transfervlucht van Philadelphia (Phili, zoals Amerikanen dat zo leuk zeggen) zat, overwoog ik mijn opties. Een nacht in de luchthaven, het begon inmiddels te schemeren, of wachten om uiteindelijk in het donker een vreemde metropool in te fietsen naar de slaapplaats die ik op voorhand had geregeld.
Deze eerste ervaring op Amerikaanse bodem zou de toon van mijn reis zetten. Een aaneenschakeling van freestylen, improvisatie en een hoog go-with-the-flow gehalte. De komende vier maanden fietste ik noordwaards langs de oostkust tot ongeveer halverwege waar ik landinwaards ging. De ‘fly-over’ states. Uit herhaaldelijke waarschuwingen om mijn route om te leiden, leek het alsof niemand daar is voor zijn plezier. Daarna van kust tot kust, de Rocky Mountains over en zo weer noordwaards langs de westkust tot in Vancouver.
De Verenigde Staten is geen fietsland. Er zijn geen fietspaden. Volgens Amerikanen is fietsen gevaarlijk. Vrouwen reizen er ook niet alleen. Ook dat vinden ze gevaarlijk. En bij vreemden aankloppen voor een slaapplekje in de tuin. Supergevaarlijk. Ik overdrijf niet wanneer ik zeg dat ik een plaatselijke attractie was op een fiets. Het werd een geweldige trip. Toegegeven, ik had een moeizame start. Fietsen in de ’Sunshine State’ Florida is geen aanrader.
Zodra ik de betonnen monsterhotels, drukke kustwegen en het bijhorende strandvolk achter me liet, de uitgestrekte natuur in, was het heerlijk fietsen. Hoewel ik eerdere fietsreizen deed, waren ze nooit zo ver, zo lang of alleen. Het duurde dan ook een tijdje voor ik in mijzelf en in wat ik nu eigenlijk aan het doen was, geloofde.
Met nog niet veel kilometers in de benen werkten steeds dezelfde opmerkingen “Wát doe je? Alleen?? Je bent gek!” erg demotiverend. Ik zette door. In week drie kwam ik zowaar een andere fietser tegen. Louis, dertiger, die naar alle uithoeken van de Verenigde Staten fietste met zijn Jack Russel, Sprocket (tandwiel in het Engels). Samen fietsten we twee weken langs de oostkust van de Verenigde Staten, sliepen we in maïsvelden, in kerken of bij mensen in huis.
Terwijl Louis verder naar het noorden fietste, reed ik het binnenland in. Opnieuw alleen. Maar nu sterker in mijn schoenen. Ja ik ben een jonge vrouw, alleen, op de fiets. Onderweg van Miami naar Vancouver. Ondertussen maakte ik vrienden overal waar ik ging. Mensen wilden mij een lift geven, eten of zelfs geld. Ook kreeg ik steeds contactgegevens mee om te bellen in nood. Ik genoot van het sociale contact want ik mocht dan wel alleen onderweg zijn, eenzaam was ik nooit.
Voorbijgangers spraken me aan en nodigden me uit. Verder was er de ongelofelijk rijke verscheidenheid van het Amerikaanse landschap. Ik fietste door mangroves en plantages uit vergane glorietijden, door akkers zo ver het oog strekt, heuvels en besneeuwde bergen, weilanden met koeien in, iets regenwoudsachtig aan de westkust en extreem droge streken in centraal Verenigde Staten.
Reizen met de fiets gaat tegen een perfect tempo. Met een 120 kilometer per dag ging ik snel genoeg om het gevoel te hebben dat ik ook effectief vooruit ging. Langs de andere kant ging het niet té snel zodat ik de interactie met mijn omgeving behield. En alleen reizen? Je bent nooit alleen in de wereld.
Tekst en foto’s: Fien Hiel
Heel erg mooi artikel en heel veel respect! Ik kan me voorstellen dat je vast heel veel mooie dingen gezien zal hebben. Ik ben stiekem wel een beetje jaloers!