Hoe zou het nog in Tunesië zijn?
Kort voor de Jasmijnrevolutie, eind 2010, waren wij op vakantie in Hammamet, het mekka toen voor toeristen in Tunesië. Nadien en zeker na de aanslagen in het Bardomuseum in Tunis (22 doden) en de moordende aanval op het strand van Sousse (38 doden) verdwenen de toeristen.
We hebben in ieder geval mooie herinneringen aan het land en zeker aan zijn inwoners. Op vakantie huren we meestal een vakantiewoning en toeren rond in een huurauto. Na wat zoekwerk blijkt dat ook mogelijk in Tunesië. De site homelidays.com brengt eigenaars en kandidaat huurders met elkaar in contact.
De bungalow El Houda buiten het toeristisch centrum spreekt ons aan en de eigenaar blijkt ook auto’s te verhuren. Of dat wel te vertrouwen is? Wij nemen telefonisch contact op en het blijkt dat we zelfs geen voorschot moeten betalen.
Op de luchthaven van Tunis merken we dadelijk een groot bord met onze namen. De eigenaar staat ons op te wachten. De witte bungalow met blauwe deuren en ramen is erg comfortabel. In het voortuintje bloeien de jasmijnen uitbundig.
Hammamet heeft een breed wit zandstrand, waar vissersboten ’s avonds op het strand worden getrokken. Ondanks het toerisme is het oude centrum, de medina met zijn bochtige straatjes en witgekalkte huizen intact gebleven.
De deurlijsten van vele huizen zijn kunstig versierd met geluksvissen of de hand van Fatima, de dochter van de profeet Mohamed. We doen onze eerste boodschappen in de plaatselijke winkeltjes. Dit contact met de plaatselijke bevolking vinden we een pluspunt in onze manier van reizen.
Communicatieproblemen zijn er nauwelijks want bijna iedereen spreekt Frans. Wel is het even wennen: buiten de winkel zitten in kooien kippen te wachten die als ze verkocht worden, ter plaatse worden geslacht.
Onze eerste daguitstap gaat naar Cap Bon , een landtong in zee die de tuin van Tunesië wordt genoemd. Sinaasappel-, granaatappel-, vijgen- en citroenboomgaarden wisselen af met wijngaarden. Cap Bon heeft een lange traditie van wijnbouwen.
Tussen die boom- en wijngaarden hebben zich pittoreske dorpjes en stadjes genesteld als Nabeul, Dar Chabaane, Kelibia, Kerkouane en El Haouria. Nabeul is al sinds de oudheid één van de belangrijkste pottenbakkerscentra van Tunesië. Potten worden gemaakt en versierd met de hand door bekwame ambachtslieden.
Overal in de streek zijn resten van oude beschavingen te vinden zoals de enige te bezichtigen Punische vestiging in Kerkouane. El Haouaira is vooral gekend voor de Romeinse steengroeve. Hier haalden de Romeinen de oranje zandsteen waarmee ze Carthago heropbouwden.
Van Carthago (zo’n tien kilometer ten oosten van Tunis) zelf blijft niet veel meer over. Er zijn wel Romeinse sites die zeer goed bewaard gebleven zijn, zoals de watertempel en aquaduct in Zaghouan, het amfitheater van El Jem, de sites van Thuburbo-Majus, Maktar en vooral Dougga.
Deze antieke stad telt twaalf tempels, waterreservoirs, een aquaduct, fonteinen, twee theaters, thermen, forum, triomfbogen en het capitool. Het capitool van Dougga is één van de meest indrukwekkende overblijfselen van de Romeinse oudheid.
Mozaïeken en beelden uit Dougga zagen we in het Bardo museum in Tunis. Eén van de mooiste mozaïeken is deze van Odysseus die zich liet vastbinden aan de mast van zijn schip om te weerstaan aan het gezang van de Sirenen.
Tunesië is een islamitisch land. Dat merken we bij de oproep voor het gebed met luidsprekers van op de minaretten. Toch hadden we de indruk dat de islam er vrij gematigd is en openstaat voor westerlingen.
Wij brachten een bezoek aan Kairouan, de vierde heilige stad van de islam na Mekka, Medina en Jeruzalem. De Grote Moskee van Kairouan dateert van 670 en heeft ’s werelds oudste minaret. Wij mochten dit indrukwekkende gebouw vrij bezoeken maar moesten wel een grote kapmantel aantrekken.
Ook in Sousse bezochten we een moskee en de Ribat, een kloosterburcht waarvan de monniken ten strijde trokken voor hun geloof. Souks vind je natuurlijk in elke stad maar die van Sousse kon ons het meeste bekoren met al zijn uiteenlopende geuren en kleuren.
En dan zijn er natuurlijk de tapijtverkopers. Sommigen doen echt heel veel moeite en tronen je binnen in antieke paleizen. Als je dan uiteindelijk duidelijk maakt dat je toch niet geïnteresseerd bent, blijven ze vriendelijk. We hebben het al anders meegemaakt.
Tunesië heeft enorm veel toeristische troeven waaronder niet het minst de gastvrijheid van de gewone mensen. Het is jammer dat zij weer het slachtoffer worden van terreur want een groot deel van hen leeft van het toerisme.
Ik zou er heel graag een keertje naartoe willen gaan, maar ik heb inderdaad wel een beetje schrik van het terrorisme. Het klinkt belachelijk, maar het doet wel wat met een mens hé? Overigens prachtig artikel met alweer een hoop mooie en sfeervolle foto’s!