Kop van Schouwen, de Dikke Toren en Plan Tureluur
Het eiland Schouwen-Duiveland is omringd door de Noordzee, de Oosterschelde en het Grevelingenmeer. De stranden en duinen van de Kop van Schouwen behoren tot de mooiste van Nederland. Het eiland is een aantrekkingspool voor duikers omdat het water er heel zuiver is.
Ook natuurliefhebbers komen aan hun trekken in de talrijke natuurreservaten. En uiteraard is het hier zalig fietsen. Vooral Schouwen-Duiveland werd bij de watersnoodramp van 1953 het hardst getroffen. Dijken braken, dorpen en landerijen liepen onder.
Om een dergelijke ramp in de toekomst te voorkomen werden de Deltawerken opgestart. De Oosterscheldekering is daarvan het grootste onderdeel. Het is meteen een negen kilometer lange wegverbinding tussen Schouwen-Duiveland en Noord-Beveland.
Wij hebben gelukkig de wind in de rug als we de dam oprijden. De waterkering is een ingenieus staaltje waterbouwkunde: grote schuiven kunnen bij zware storm naar beneden gelaten worden zodat het hoogwater niet in de Oosterschelde kan stromen.
Het is een complexe oplossing om in de Oosterschelde zout als zee water te kunnen houden. Halverwege kan je even uitblazen op het voormalig werkeiland Neeltje Jans. Een informatiecentrum geeft je alle nodige uitleg over de Deltawerken.
We zetten voet aan wal en beginnen aan een fietstocht rond de kop van het eiland, ‘De Kop van Schouwe’, een initiatief van de dienst Promotie Zeeland Delta. De knooppuntenroute volgt de prachtige kustlijn van de Noordzee. Na enkele kilometers beland je plots in het bos.
Boswachterij Westerschouwen is het grootste bos van Zeeland dat direct aan zee ligt. Na de passage door het bos, belanden we in uitgestrekte duinen, de Meeuwenduinen en de Zeepeduinen. Strikt genomen mag je hier alleen wandelen maar wij zijn helemaal alleen op pad en het is hier vooral heel mooi.
Al gauw belanden we weer op het fietspad en doorkruisen de Vroongronden. De Vroongronden zijn een overgangsgebied tussen duinen en polders. Auto’s zijn hier gebannen wat het fietsplezier alleen maar verhoogt. Maar alleen zijn we niet. Kuddes shetlandpony’s die in het wild leven, houden de begroeiing kort.
Op de zandplaten voor de kust van Renesse, een klein toeristendorp, zou volgens de toeristische dienst geregeld zeehonden te spotten zijn. Wij hebben ze spijtig genoeg niet gezien. Voor de verkenning van de andere kant van het eiland ‘Duiveland’ starten we in Ouwerkerk, dorp aan de Oosterschelde.
In Ouwerkerk kan je in het watersnoodmuseum alles te weten komen over de watersnoodramp van 1953 en de strijd tegen het water. Maar wij slaan het museum over want we hebben nog een kleine vijftig kilometer voor de wielen.
Gezwind trappen we langs de dijk met aan de ene kant de Oosterschelde en aan de andere kant een gebied van slikken en schorren zoals de Slikken van Viane en de typische zoutwaterplanten. Na een goeie vijftien kilometer bereiken we Bruinisse, mosseldorp van Schouwen-Duiveland.
De grote mossel op het havenplateau en de vele vissersboten in de haven getuigen daarvan. Even later gaat de Oosterschelde over in het Grevelingenmeer en rijden we langs het natuurreservaat Dijkwater.
Tureluur
In Drieschor, één van de mooist bewaarde ringdorpen van Zeeland, duiken wij het binnenland in. In de polders rond Drieschor wordt vlas verbouwd. Via Noordgouwe en de kakkersweel, een waterplas met brede rietkraag en oever, zetten we koers naar Zierikzee.
Het historische Zierikzee was in de middeleeuwen een strategisch belangrijke plaats. Het is een echte monumentenstad. Van de 800 beschermde monumenten in Zeeland staan er maar liefst 565 in Zierikzee.
Blikvangers zijn de stadspoorten, de haven met zijn patriciërswoningen, de Sint-Lievensmonstertoren, die ze hier de Dikke Toren noemen en veel weg heeft van de Mechelse Sint-Romboutstoren en het stadhuis.
Vanuit Zierikzee vervolgen we onze weg, nu weer langs de Oosterschelde. Na een achttal kilometer fietsen we door een uitgebreid natuurreservaat ‘ Plan Tureluur’. Na de Watersnoodramp in 1953 kreeg de Oosterschelde een stormvloedkering. Deze dam bracht veiligheid, maar veroorzaakte ook schade aan de natuur. Zo ging de geleidelijke overgang tussen zout en zoet land deels verloren.
Hierdoor verdwijnen slikken en platen deels onder water. Kustvogels hebben zo geen plek meer om te broeden of om voedsel te zoeken. Om de typische Zeeuwse planten en dieren terug te brengen, is Plan Tureluur in het leven geroepen.
Het natuurgebied kenmerkt zich door vochtige graslanden met inlagen en karrevelden. Hoofdrolspelers in de nieuwe natuur zijn de zoute kwel en de hoge waterstanden. De zoute kwel (onderstroom) zorgt ervoor dat er honderden plantensoorten groeien. De hoge waterstanden trekken veel bijzondere vogels zoals de tureluur aan.
Wij hadden wat geluk en konden de tureluur spotten. Wat verder beheerst een eenzame toren het landschap. De Plompe Toren is alles wat er overschiet van Koudekerke, een dorp dat rond 1700 door een stormvloed door de Oosterschelde, toen nog een volwaardige zeearm, werd verzwolgen.
Wat verder komen we aan bij de Schelphoek. Dat is een baai die door de stormvloed van 1953 werd gecreëerd. Nadien werd er een ringdijk aangelegd. Om de grootste gaten te dichten werden caissons, grote betonnen dozen naar de Schelphoek gesleept en tot zinken gebracht. Zo konden hier ook schepen aanleggen. Meteen is de fietslus rond. Alweer een route om in te kaderen.