Okergele rotsen, een roze zee en blauwe velden
Het zuiden van Frankrijk, de Provence, blijft één van de toeristische trekpleisters. Ook wij kunnen niet aan de verleiding van Le Sud weerstaan. Na Les Alpes-Côtes d’Azur, de Vaucluse en de Var, is het zonnige hart van de Provence, de Bouche du Rhône, het reisdoel.
We verblijven in Puget sur Durance, een onooglijk dorpje in de Lubéron. De Lubéron is een bergketen van 65 kilometer ten zuiden van de Vaucluse die door de rivier de Durance in twee massieven is verdeeld. We doen de 1058 kilometer met de auto wat het voordeel heeft dat onze fietsen meekunnen.
Savoir vivre
We beginnen met de verkenning van de omgeving. Langs de Durance hebben zich kleine dorpen genesteld. Lauris, Cadenet, Pertuis, Jouques en Peyrolles-en-Provence zijn typische Provençaalse dorpen met een groot plein in de schaduw van platanen, gevels in kalksteen, rode pannendaken en een doolhof van steile straatjes. Ze hebben allemaal wel één of meerdere monumenten of kastelen.
Allemaal niet spectaculair maar het geheel geeft ons wel een gevoel van rust. Hier kent men de kunst van het ‘savoir vivre’. De volgende dag worden de fietsen uitgehaald voor een tochtje van om en bij de veertig kilometer.
Het ‘Comité Départemental du Tourisme’ heeft een aantal fietsroutes, boucles, uitgewerkt met bewegwijzering. Naargelang de moeilijkheidsgraad hebben ze een kleur: groen, blauw en rood. We doen een blauwe route ‘Autour de Silvacane’.
De abdij van Silvacane is de laatste van de drie grootste cisterciënzerkloosters. Ze dateert uit de 11e eeuw. De abdij is gesloten als we voorbij fietsen en de dichte begroeiing onttrekt ze grotendeels aan het zicht.
We fietsen verder door wijngaarden die geleidelijk plaats maken voor het kalkreliëf van de Chaîne des Côtes. De hellingsgraad verhoogt flink en uiteindelijk moeten wij ons gewonnen geven en te voet verder trekken. Op de top wacht echter een prachtig panorama en de afdaling natuurlijk. Goed dat onze remmen zijn nagekeken, want het gaat behoorlijk hard.
Roos
Het typische landschap van de Camargue staat natuurlijk ook op ons programma. Maar we passeren eerst de oude bedevaartstad Saint Gilles. De abdijkerk in dit stadje was in de middeleeuwen een vaste afspraak voor de pelgrims op weg naar Compostella.
De facademuur van de kerk is bedekt met monumentaal beeldhouwwerk, hier en daar beschadigd sinds de beeldenstorm in de 16e eeuw. Maar de vele verhalen uit het oude en nieuwe testament worden heel plastisch uitgebeeld.
Een detail trekt onze aandacht: een bas-reliëf beeldt de ‘voetwassing’ uit. Christus wast de voeten van zijn apostel Petrus. Deze houdt de vinger aan zijn hoofd alsof hij wil zeggen ‘Mijn voeten wassen, je bent niet goed wijs, zeker’. De volgende halte is Les Saintes-Maries-de-la-Mer.
De zeedijk loopt er tussen het Etang de Galabert en het Etang de Fangassier en biedt de typische Camargue landschappen. De zoutconcentratie is hier zo hoog dat er een bijzondere begroeiing is ontstaan. Ook de flamingo’s zijn van de partij, bek in het water op zoek naar lekkers onder water.
Later maken we nog een fietstocht in het natuurreservaat van de Camargue. Le cheval camargue et le riz noemt deze groene fietslus (want volledig vlak). De witte paarden van de Camargue hebben we gezien maar wel op de wei. In de reisgidsen heeft het men over ‘in het wild galopperende kuddes witte Provençaalse paarden…
In de drassige weiden hebben we wel de zwarte stieren gespot. En vooral veel vogels in de rijstvelden. Kort bij de kust wordt zout gewonnen in grote zoutmijnen, zoals de Salin de Giraud. Overal liggen zoutbergen met op de achtergrond een roze zee. Die kleur zou het zoute water krijgen door de algen die er groeien.
Okergeel
Het massief silhouet van de ‘Montagne Sainte-Victoire’ is één van de meest kenmerkende gezichten van de Provence, mede door de schilderijen van Cézanne. Wij wandelen helemaal tot aan de rotsige top (945 m) met het ‘Croix de Provence’ , een 17 meter hoog kruis en worden beloond met een machtig panorama.
Ook een stadsbezoek is een must. We kiezen voor het oude Arles. Julius Cesar schonk deze stad bij de verovering aan de veteranen van zijn legioen als dank voor bewezen diensten. Arles werd het ‘Rome van de Galliërs’. Getuigen hiervan zijn het amfitheater en het theater. Ook de middeleeuwen laten sporen na maar vooral de statige herenhuizen uit de 17e en 18e eeuw maken de charme van de oude binnenstad.
Een ander aangenaam stadje is Salon-de-Provence. We komen oude stadscentrum binnen langs de Porte de l’Horloge. Dit historisch centrum oogt heel harmonieus. Er is een imposant kasteel, een stadhuis uit de 16e eeuw met hoektorentjes en balkon en charmante pleintjes met fontein. Een bijzondere fontein is de 18e eeuwse Fontaine moussue.
Maar al gauw zitten we weer op de fiets voor de bewegwijzerde route Les ocres en vélo. De fietstocht vertrekt in Apt en verkent de kant van de Luberon langs de Vaucluse. De grond kleurt hier door de aanwezigheid van zand en ijzer in de ondergrond van okergeel naar roodbruin. Al in de tijd van de Romeinen werd het oker ontgonnen en als kleurstof gebruikt in verf.
De route passeert voorbij enkele groeven en oude okerfabrieken. Stadjes als Roussillon en Gargas deden we vroeger bij de verkenning van Vaucluse al aan.
Blauwe velden
De autoroute ‘De kastelen van de Lubéron’ komt nog aan bod. We doorkruisen een gevarieerd landschap met groene bergen, wijngaarden en authentieke dorpjes met kasteel, stemmig dorpsplein en de kleuren van de Provence.
Eén van die kleuren is het violetblauw van de lavendelvelden die in de Lubéron bloeien midden juni. Al dit moois betekent natuurlijk dat wij niet alleen zijn. Dorpjes als Lourmarin, Bonnieux, Apt, Saignon worden overspoeld door toeristen met de onafscheidelijke camera in aanslag.
In Saignon op de Place de la Fontaine, zit een Provençaal in een tuinzetel met naast zich een bord : ‘Portrait 20 euro’.
12 reacties