Krakow, de schatkamer van Polen
Langzaam draai ik om mijn as, heel langzaam, nee niet dronken van vodka of Piwo, geheel uit vrije wil. Alles wat ik de afgelopen dagen van dichtbij gezien, gehoord, geroken, geproefd en gevoeld heb, ligt nu aan mijn voeten.
Ik hou van uitzichten, daarom ben ik dit kegelvormige heuveltje in Podgorze opgelopen. De kegel heet Krakus en is ideaal voor een 360 graden panorama over Krakow. Als je richting centrum kijkt is de 1e heuvel die je ziet, die met de kathedraal er op, het is de tempel van Polen, het symbool van het land Wawel.
Eeuwenlang is Polen een beschermmuur voor christelijk Europa geweest, Wawel was de zetel van de Poolse koningen en koninginnen. Duizend jaar Poolse geschiedenis spookt hier rond. Ik haal diep adem als ik deze kathedraal betreed, maar mijn Belgische longen voelen ondanks alle pracht en praal vast niet dezelfde opwinding als de Poolse longen die hier vol ontzag rondstappen.
Ik beklim de Sigismundtoren van de kathedraal met bovenin een 11 ton wegende klok, alleen de klepel al weeg 350 kilogram, wie hem aanraakt mag een wens doen. Het is een koele ochtend op het kegeltje Krakus, van de wawelheuvel draai ik mijn blik naar rechts, twee van elkaar verschillende torens van de Maria kerk vangen mijn blik.
Aan de voet van de torens rolt zich het grote marktplein uit, de rynek, in mijn inzicht overwoekert door de omringende gebouwen.
Alle wegen in het oude centrum leiden naar de markt, dit is het hart, de rynek met zijn tweehonderd bij tweehonderd meter is het, het grootste middeleeuwse marktplein van Europa. Iedere bezoeker wordt er als een magneet naartoe gezogen.
Rond de markt, de vaste standplaats van de koetsen, zijn er overal uitnodigende terrassen, je kunt er een lekkere piwo drinken. In het midden van de Rynek staat de lakenhal, Sukiennice, omgeven met decoratieve arcaden.
Vroeger huisde hier de overdekte markt, nu loop ik langs winkeltjes met souvenirs van het betere soort, typische sieraden van geelbruin barnsteen of amber en vele houten bijoutjes.
Ik beklim de 70 meter hoge raadhuistoren, het enige overblijfsel van het 14e eeuwse raadhuis. Van bovenaf ziet de stad er weer helemaal anders uit.
Ik zie de Barbacane, een restant van de vroegere vestingmuur. Tegenover dit merkwaardig rond gebouw uit 1498 staat de Florianska poort, de laatste getuige van acht poorten die destijds de 4 kilometer lange stadswallen sierden.
De wallen zijn vandaag de populaire planty, een groene gordel rond de oude binnenstad, een kern die vol schitterende monumenten staat. Via pittoreske straten en pleintjes bereik ik opnieuw de rynek.
De Maria kerk is niet zozeer bijzonder om haar buitenkant maar vooral om het altaarstuk van Veit Stoss, elke dag klokslag 12 gaan de enorme luiken open en ontpopt het kostbaarste kunstwerk van Krakow zich.
In het middenpaneel zie je Maria sterven te midden van de apostelen, De 14e eeuwse glasramen versterken de kleuren van de kerk, de Maria kerk is een waar juweeltje. Tussen ons en de Wawelheuvel ligt de voormalige joodse wijk Kazimierz, Als ik naar beneden zou rollen zou ik er uitkomen.
Voor het uitbreken van de 2e wereldoorlog telde Krakow ongeveer 70000 joden, waarvan de meeste in deze wijk woonden. Slechts 6000 joden overleefden de naziterreur, heden ten dage telt de stad nog zo een 150 joden.
Het is een mysterieuze buurt die nog steeds zijn eigen atmosfeer koestert. De wijk blijkt een gekke mengeling van opgeknapte joodse synagogen en vervallen en verlaten huizen. Een enkele vooroorlogse joodse aanduiding op de muur heeft de brute tand des tijd doorstaan.
Tot het einde van de 20ste eeuw was Kazimierz een vervallen en door alles en iedereen vergeten stadsdeel. De communistische regering had weinig behoefte aan het opkalefateren van Joodse herinneringen. Pas sinds Steven Spielberg er zijn film over Oscar Schindler draaide is er weer belangstelling voor de wijk.
Aan de rechteroever van de Wisla herinneren diverse plaatsen aan de holocaust van de Joden, zeer confronterend zijn de oude muren van het getto van Krakow waar duizenden Joden opgesloten zaten achter prikkeldraad.
Op het centrale plein in de wijk Podgorze werden stoelen geplaatst, het symbool voor de verdwenen Joodse gemeenschap.
Als ik verder draai op de heuvel ontwaar ik in de verte, de plaats waar onder de grond de zevenhonderd jaar oude zoutmijn Wieliczka ligt. Daar zal ik misschien de beroemde mijngeest kunnen zien.
De mijnwerkers waren doodsbang voor hem, hun beroep bulkte van gevaren, methaangas, plotseling instortende mijnschachten of onverwacht opwellend grondwater hebben menig arbeider genadeloos gedood. De mijngeest kon van alles met je in petto hebben.
Vanaf het jaar 1300 brachten mijnwerkers het witte goud naar boven en verschaften zo koning Kazimierz en zijn onderdanen rijkdom. Honderden trappen dieper en vele koele gangen later loop ik door kapellen en langs Copernicus die hier zelf ooit ronddwaalde.
Ik flaneer voorbij de mijngeest en langs uitgebeelde legenden en kabouters, alles is in zout gebeiteld. Maar het grootste kunststuk wordt tot het laatst bewaard, de gezegende Kingakapel. De vloer lijkt van spiegelgladde marmeren tegeltjes gemaakt, in werkelijkheid zijn ze uitgehouwen in het witte goud.
Zelfs de kroonluchters bestaan uit zoutkristallen. De Wieliczka mijn werd erkend als natuurmonument door Unesco. Nog 1 keer wil ik de stad in vogelvlucht bekijken, van Wieliczka draai ik mijn blik weer terug naar het ritmisch kloppende hart van de stad.
Van de hoogste toren van de Maria kerk kun je op elk uur een trompettist horen. In de middeleeuwen blies zijn verre voorganger vanaf de toren een waarschuwingssignaal bij naderend gevaar. Tijdens een invasie van de Tartaren werd de trompettist dodelijk in de keel getroffen door een pijl. De Hejnal zoals de geamputeerde trompetmelodie heet, klinkt 24 maal per etmaal vanaf de toren.
Afscheid nemen van Krakow doe ik aan de voet van de Wawelheuvel, daar staat volgens de legende een grote bronzen draak. Het verhaal gaat dat er vroeger in de grot onder de heuvel een draak woonde, die iedere week moest gevoerd worden met vee om te voorkomen dat hij de mensen zou opeten.
Koning Krak die in Krakow regeerde beloofde zijn dochter en de troon aan degene die erin slaagde het monster te doden. Skuba een dappere schoenlapper, vulde een lamsvacht met zwavel en legde die voor de grot, de draak verorberde dit en al spoedig schudden de stad en het kasteel op zijn grondvesten door het gebrul van het beest.
Het monster kroop naar de rivier en dronk tot het ontplofte. Na de dood van de draak werd in het kasteel een grote bruiloft gehouden voor het huwelijk van de prinses en de slimme schoenlapper.
En de draak, wel zijn resten rusten op de bodem van de rivier de Wisla, die rustig kabbelend de stad Krakow omringt. Krakow is een wondermooie plek, een juweel, dat ik met plezier opberg in mijn persoonlijke schatkamer van herinneringen, om het nooit meer te vergeten.
15 reacties