Calpe here we come
Ik ben nooit liefhebber geweest van de hevige Spaanse zon. De dochter was er echter aan verknocht.
De ouders van een oud-collega hadden een villaatje in Calpe. Deze bleek nog beschikbaar de twee laatste weken van september. Onze dochter en schoonzoon en de twee kinderen namen het vliegtuig tot Alicante. Mijn vrouw en ik gingen met de auto. Met veel moeite vond de dochter plaatsen op een vlucht naar Alicante. Voorziene aankomst: zaterdag tussen zeven en acht. Dat kwam prima uit.
Als gepensioneerden waren we toch niet gebonden aan verlofafspraken. Bij onszelf hadden we even overlegd: tweeduizend km, da’s niet min. De reiskriebels werkten. Woensdagmiddag zei mijn vrouw: ”Zouden we toch maar niet vertrekken?
De koffers werden ingeladen en omstreeks vijftien uur konden we starten. Vanuit Mol reden we naar de Boudewijnautostrade en werden zoals steeds hartelijk verwelkomd door de Limburgers. Eens Luik gepasseerd, wenkte ons de “Route des Ardennes”.
In normale omstandigheden best een aardige omgeving, met mooie stadjes. In recordtijd werden ze allen ingenomen. Een echte Blitzkrieg en voor we het goed en wel beseften, stonden we aan de poorten van Luxemburg.
Hier hielden we halt, niet omdat Luxemburg ons beviel, maar wel omdat de auto honger had en de Luxemburgse proviand toch zoveel goedkoper bleek dan bij ons. Voor we het goed en wel beseften reden we het land van Marianne binnen.
Omdat de Luxemburgers zo aardig waren met hun goedkope benzine ging Frankrijk ook een geste doen. Tot even voorbij Metz gunden ze ons het gratis gebruik van hun infrastructuur. In de omgeving van Nancy kwam de onverbiddelijke melding”Péage”
We raasden verder richting Dyon. We wisten al lang waar ABRAHAM DE MOSTERD HAALDE. Daarom reden we maar door. In andere omstandigheden zou een lekker Boergondisch wijntje ons zeker hebben verleid. In Macon hielden we even halt om onze beentjes uit te slaan en te tanken. Een belegd broodje gaf ons de nodige energie. De autoklok wees ondertussen 11 uur aan. Het zuiden wenkte, ook al kwamen we langs Beaujolais.
Onze opmars was niet te stoppen. Rond middernacht kwamen we Lyon binnen. Het plakkaat “Lyon Porte du Sud” deed ons dromen en gaf ons vleugels. De lichtjes op de hellingen van de Rhonevallei lieten een adembenemend landschap vermoeden.
Een uur later in de buurt van Valence begon de vermoeidheid toe te slaan. We reden een parkeerplaats op. Onder het licht van een lantaarnpaal, in de buurt van een wegrestaurant parkeerden we onze auto. De zetels werden wat platter gelegd en we probeerden een uiltje te knappen. Wat nog lukte ook!
De eerste zonnestralen lieten zich nauwelijks bewonderen of we waren klaar wakker. Ik keek naar mijn vrouw en vroeg:”Zullen we maar terug aanzetten. We zijn toch wakker.” Ik probeerde te starten. Niets! “Menslief ’t is niet waar hé !” Maar ’t was wel waar, de batterij was leeg. Ik had de lichten laten opstaan. Gelukkig had ik startkabels bij. Een vroege vogel, een mijnheer met Afrikaanse roots kwam voorbij.
Ik vroeg hem in mijn beste Frans of hij zijn wagen naast de mijne wilde plaatsen zodat ik kon starten. Geen enkel probleem! We legden de startkabels aan en bij de eerste poging begon de auto te brommen. Na een “bon voyage et merci” werd de reis verder gezet. Geen kwartier later werd ik opgeschrikt door een eigenaardig geluid. Ik deed alsof ik niets merkte. Na een tijd had mijn vrouw het echter ook door. “Er is precies iets aan de wagen”, zei ze. “ Ik denk het ook”, beaamde ik haar diagnose.
Ondertussen was het meer dan duidelijk dat er wat scheelde. Het geluid leek meer van een tank, dan van een auto. Ik stuurde de wagen naar de pechstrook en langzaam rijdend, mijn knipperlichten op, reden we naar de volgende parkeerplaats, die gelukkig dichtbij lag. Het geluid werd almaar erger. “Ik denk “, zei ik tegen mijn vrouw,” dat het de kardanas is. Op de parkeerplaats, in de winkel, legden we ons probleem uit aan de kassierster.
Deze was al lichtjes geïrriteerd door de drukte in de zaak. Er stond namelijk een Europese match op het programma. Barcelona speelde tegen Munchen. Het moest net lukken dat er drie bussen uitgelaten Beierse supporters waren aangekomen. De kassierster had haar handen en ogen nodig.
Niettegenstaande de drukte belde ze voor ons de sleepdienst. Geen kwartier later kwam de sleepwagen ter plaatse. De auto werd opgeladen en naar “Garage du Drôme”, in Montelimar, gevoerd. Zo stonden we, bij het krieken van de dag, duizend kilometer van huis , bij een garage. Gelukkig dat de garages in Frankrijk, om de hitte voor te zijn, vroeg beginnen.
De ploegbaas bevestigde, na een proefrit, mijn vermoeden. De kardanas is stuk. Die hebben we niet in voorraad maar we zullen ons uiterste best doen om ze tegen de middag te hebben. Ondertussen laat ik jullie naar de stad voeren, daar kun je ons stadje bekijken.
Wat ik toen nog niet wist, maar nu nooit meer zal vergeten, is dat Montelimar de stad is van de nouga.
Het bleek een erg mooi stadje met een historisch centrum. Toevallig was het marktdag. Je zal zeggen, de markten zijn overal hetzelfde. Misschien wel! Toch heeft zo’n zuiderse markt wel zijn charme. Maar het werd zo heet, dat de markt en de wandelstraatjes ons niet meer bekoorden. We zochten de koelte van een kerk op. Het bleek een mooi Romaans kerkje te zijn.
Bij deze hitte bleek dit de ideale bouwwijze te zijn. Het gefilterde licht werd door de kleine raampjes slechts met mondjesmaat toegelaten. Ideaal bij deze zuiderse temperaturen. Mijn vrouw, overtuigd dat brandende kaarsen alle heiligen overtuigen van je goede bedoelingen, stak een kaarsje aan om ze aan te porren om ons bij te staan.
Je kunt je niet blijven overgeven aan hemelse sferen. Soms drijft het knorren van je buik je tot meer banale bezigheden. Daarom zochten we een cafeetje op en bestelden een koffie met een broodje.
Daarna wandelden we langzaam richting garage. Aan de rivier de Drôme , half leegstaand, ontdekten we een bank in de schaduw. Niets deed vermoeden dat hier wel eens een massa water doorstroomde en klonk de waarschuwing om bij onweer de rivierbedding te vermijden ons erg ver gezocht.
Toch was de waarschuwing zeker gepast. Riviertjes zwollen hier weleens aan tot wilde bergrivieren. Op de kaart zagen we dat de “Mont Ventoux” hier vlakbij gelegen was . Vandaar een terechte waarschuwing.
’s Middags spraken we de laatste boterhammen aan. Langzaam kuierend liepen we richting garage. Om een uur waren we terug. De ploegbaas vertelde ons dat hij de kardanas net had gehaald. De oude was gedemonteerd en de nieuwe stukken konden geplaatst worden.
Het werd toch nog half vier voor alles in orde was. De rekening was niet mals maar bleef, al bij al, nog binnen de perken? Om vier uur lieten we Montelimar achter ons en zetten koers, richting autobaan, naar het zuiden.
Hoe zuidelijker, hoe poëtischer de plaatsnamen werden:Orange, Avignon, Nîmes, Arles, Montpellier, het klinkt allemaal als muziek in de oren. We duikelden het land van de Kataren binnen. Niet dat we er veel gezien hebben! Alleen de naam Fitou deed me watertanden, ook al lagen de flessen in Mol in de kelder. Narbonne, Perpignan het begon al naar Catalonië te ruiken. De Pyreneeën kwamen in zicht. Spanje here we come!
De Spaanse Guardia Civil verwelkomden ons aan de grens. Niet dat ze speciaal op ons aan ’t wachten waren.
Zonder problemen, wat had u anders verwacht, werden we tot Spanje toegelaten. We passeerden Gerona en lieten de Costa Brava aan onze linkerkant liggen. Barcelona kwam in zicht. Net op het goede moment want de match Barcelona-Bayern Munchen
was half gespeeld. Daarom was het verkeer helemaal niet druk. Duizend driehonderd kilometer waren we van huis weg. Even buiten Barcelona kreeg de wagen weer honger en werd er nieuwe voorraad ingeslagen.
Negen uur was het geworden. We reden terug de autosnelweg op richting Taragona. De vermoeidheid en het slaapgebrek liet zich voelen. Daarom namen we de eerst volgende afrit. In de buurt van Sitges, langs de Nationale weg vonden we een hotel. Na een lichte maaltijd zochten we de kamer op. Een verkwikkend stortbad deed wonderen.
’s Anderendaags na het ontbijt reden we verder richting Taragona. De Costa Dorada lieten we links liggen. Ondertussen hadden we veertienhonderd kilometer afgelegd. Taragona kwam al snel in zicht en Castellon en Valencia waren onze volgend doelen. Hoe meer we Valencia naderden, hoe meer sinaasappelvelden we tegen kwamen.
Wat ons echter opviel, het overwegend groene landschap van voor Barcelona, was verdwenen. De rotsen, oprukkend uit het binnenland, reikten haast tot in de zee. Mijn vrouw had op de kaart ontdekt dat deze Costa de naam gekregen had: Costa Del Azahar. Mij volledig onbekend! Het zag er dor uit. Alleen een smalle strook, langs de kust, werd intensiever voor de landbouw gebruikt.
De temperatuur buiten was ondertussen opgelopen tot 35 graden. Daarom gingen we rond de middag, net voorbij Valencia, een schaduwrijke parking met palmbomen opzoeken. We kochten ons een paar broodjes, sloegen onze benen uit, en namen alle tijd. Toen we terug aanzetten en we de Route del Sol weer onder de wielen hadden, ging mijn vrouw de kaart bestuderen.
De laatste aanval werd ingezet en rond 17 uur verlieten we de autobaan in Denia. We waren haast op onze bestemming; Het laatste stukje naar Calpe ging langs de gewone weg. Costa Blanca here we are, de Cabo de la Nao ( de rots van Calpe) begroette ons vanuit de zee. 1890 km hadden we afgelegd. Na een beetje zoeken bereikten we de wijk “Maryvilla” en vonden ons huis.
Heerlijk gelegen tegen een berghelling. ‘s Avonds leek het wel de hemel. Gezeten op het terras, nippend aan een glas wijn, smullend van gamba’s en genietend van de lichtjes op de neus van Calpe. ( De rots heet in het Spaans Cabo de Nao.) Het zicht op de vissershaven was overweldigend. Die avond konden we echter maar matig genieten van dat uitzicht. De kilometers begonnen te wegen. We zochten ons bed op en vielen in slaap, dromend van krukassen die ineens lawaai gingen maken.
’s Anderendaags trokken we de stad in en deden onze aankopen in de Mercandona(een grootwarenhuis). In de namiddag reden we, gezapig, richting Alicante waar de dochter en schoonzoon samen met de twee kleinkinderen zouden aankomen. Precies om zeven uur landde het vliegtuig en een beetje later kwamen onze twee deugnieten aangelopen, met de armpjes open, al roepend “moeke, vake”.
Precies alsof het een eeuw geleden was dat we ze gezien hadden. Ze toverden een glimlach op het gezicht van de medereizigers.
Nu kon de vakantie echt beginnen!
Een (lange) rit met hindernissen! Wij gaan ook geregeld naar de Costa Blanca, niet naar Calpe want dat is ons te druk. Moraira of Dénia zijn meer ons ding. In het voor- en het najaar kan je geen beter klimaat vinden als je niet te ver weg wil. Maar met de wagen zó ver rijden, dat zien we niet zitten ook al hebben we de tijd aan onszelf (jong gepensioneerden). Chapeau dus!