Hoe het groeide | Deel 3 – De Grand Tour, van Rome naar Leuven
En nu nog 163 lange kilometers naar Rome. We sliepen in een klooster in de stad. Pater Antoon onderhield zich met de plaatselijke pater in het Latijn en onze mond viel open. Maar ik vond het wel spijtig dat hij niet wist dat ik al maanden Assimil-Italiaans studeerde (ho una fame da cavallo, vietato sporgersi dal finestrino, che ora è, puo dirmi in francese per favore), en correspondeerde met een Italiaanse uit Turijn.
Ha una fame di cavallo
Al de eerste avond raakten we serieus van het christelijke pad af. We slopen met een paar vrienden de stad in, en stonden op een bepaald moment voor een bioscoop. We besloten unaniem de gedateerde western met John Wayne te gaan zien, als onvergetelijke heldendaad. De opgetutte signora in de ticketbox bekeek ons argwanend, aarzelde even en verkocht ons dan toch de kaartjes.
We schrokken van de prijs, maar het was te laat. De zaal zat stampvol, er was alleen nog plaats op de laatste rij. Net toen de eerste indianen de trein gingen aanvallen, floepten alle lichten aan. De hele zaal – allemaal opgehitste mannen zo bleek – sprong recht en er werd wild door elkaar geroepen. We zagen niets meer en klommen ook maar op onze stoelen.
Voor het gordijn zagen we tot onze verbijstering een aantal naakte eva’s – op twee gouden sterretjes en een driehoekje na – paraderen en zich in wellustige bochten kronkelen. Er werd geboden en af en toe verdween een koppel achter het gordijn.
Toen wisten we hoe laat het was. We muisden er met rode kaken onderuit en zonder een woord te spreken probeerden we de weg naar het klooster terug te vinden. We liepen verloren in het reusachtige Termini-station en het was een stuk na middernacht toen we voor het klooster stonden. Zelden zo opgelucht geweest dat een deur nog open was en een pater sliep.
Authentieke ansichtkaart van het Colosseum uit 1962
De twee volgende dagen hebben we Rome plat gelopen. De drie basilieken: Sint-Pieter, Sint-Jan van Lateranen en de Santa Maria Maggiore. Het Forum Romanum, de Palatijn en het Capitool. De Pincio, de Villa Borghese en de Spaanse Trappen. Het Colosseum en San Pietro in Vincoli.
De laatste dag was er nog een bezoek aan de Thermen van Caracalla en Ostia, de antieke haven van Rome. En ’s avonds vergaapten we ons op de feeëriek verlichte Piazza Navona aan de Vierstromenfontein (maar we konden het toch niet laten haasje-over te doen) en op de Piazza di Trevi aan de Neptunusfontein (uiteraard gooide ik er een stuk van 10 lire in ‘voor mijn liefdesgeluk’).
Authentieke ansichtkaart van de Trevi-fontein uit 1962
We hadden voor Nederlands het essay De ideale toerist van Godfried Bomans gelezen en er onze lessen uit getrokken. Wij gedroegen ons als de ‘ideale toeristen’. Geen Goethe, die zich vertilt aan het marmer (Ich hab’ es mir sauer werden lassen) en ook geen Dickens, die rondloopt als een schooljongen die eindelijk zaterdagnamiddag vrij heeft (wij hadden ook nog les op zaterdagvoormiddag!).
Wij waren zoals Stendhal in zijn Promenades dans Rome. Die kon – aldus Bomans – voor het Palazzo Farnese staan en met intense belangstelling kijken naar een dienstmeisje dat boven hem uit het raam hing (waarschijnlijk met een décolleté om u tegen te zeggen). Bomans’ conclusie was: wie te goed voorbereid is en te veel weet, kan niet meer genieten. Hij gaat alleen maar kijken of het klopt en komt terug met een stijve nek.
Godfried Bomans
Ook ik huppelde vrank en vrij door Rome zoals Stendhal. Gekke foto’s makend, grappend en grollend, op mijn handen lopend, op mijn hoofd staand, lachend met het vijgenblad van een barok beeld, mijn hoofd lenend voor een beeld zonder hoofd, in de wind door de wijn, tot in het absurde afdingend op een pakje ansichtkaarten, te paard op een stenen leeuw …
En toch zitten alle beelden van die Romereis nog altijd als scherpe foto’s in mijn hoofd.
Handstand op de Pincio
Op woensdag 25 april verlieten we Rome. De plat de résistance van onze reis was achter de rug, en dus zal ik mij vanaf nu schromelijk beperken in mijn verslaggeving. Onderweg waanden we ons nog twee keer in de middeleeuwen: in Sienna met haar schelp en in San Gimignano met zijn torens.
’s Avonds in Tavernelle Val di Pesa de zoveelste albergo per la gioventu. De volgende dag naar Firenze. De Santa Maria del Fiore, de Piazza della Signoria, het San Marcoklooster, de San Lorenzo, het Palazzo Medici, de Ponte Vecchio, het Palazzo Pitti en de Boboli-tuinen, en dan een spurt terug naar ons busje op de Piazzale Michelangelo. Moet er nog zand zijn? Het was erover!
Gelukkig had ik nog de tijd gehad om mijn toekomst veilig te stellen. In de Boboli-tuinen kon ik nog gauw mijn hand in de Bocca della Verità steken, terwijl ik fluisterde ‘Ik hou van mijn Lieveke en zij van mij’. Het bleek geen leugen, want mijn hand werd niet afgebeten.
Ik had het trouwens in Rome ook al gedaan. En op de ledermarkt aaide ik ’Il Porcellino’, het levensgrote bronzen everzwijn over zijn snuit. Dat brengt geluk, beweren de Florentijnen.
Il Porcellino
En dan doet pater Bak er nog Pisa bovenop als dessert. Onze maag begon op te smijten. Maar Pisa was wel heel mooi, de Campo dei Miracoli heeft zijn naam niet gestolen. De scheve toren bracht ons goed humeur terug. Vooral omdat we naar boven konden. Een vrij hachelijke zaak. Maar geen domkerk meer en geen baptisterium. En zeker geen Camposanto-kerkhof.
‘s Avonds sliepen we in Marina di Massa aan zee. De zoveelste jeugdherberg. Maar het strand, de zeelucht en de Aleppodennen maakten alles goed. En bij het eten de chiantiwijn. Nu hadden we eigenlijk alles gehad. De volgende morgen begon de lange calvarietocht naar huis. We hielden de sfeer er in ons busje in zo goed en zo kwaad als het ging. Maar het was moeilijk. Iedereen wilde zo snel mogelijk thuis zijn. Er werd gekaart en geslapen. Veel geslapen.
De sfeer erin houden in de bus
Stel je de volgende marathon voor. Vrijdag 27 april: van Marina di Massa, via Genua en Milaan, naar Lecco, aan het Comomeer, dicht bij de grens met Zwitserland (356 km). Zaterdag 28 april: van Lecco via de Maloja- en de Julierpas naar Stein bij Sankt Gallen, Zwitserland (262 km). Zondag 29 april: van Stein naar Kehl-am-Rhein, Duitsland (met een korte stop bij de watervallen van Schaffhausen): 263 km.
Maandag 30 april: van Kehl via Metz naar Luxemburg en via Bastogne en Namen naar Leuven (435 km). 1.316 kilometer. Moet er nog zand zijn?
Als we in Leuven de Oude Markt opgereden komen, na een expeditie van 3.532 kilometer door acht landen, staan ouders en familieleden ons op te wachten. Zij zijn blij, wij zijn doodmoe. Iemand struikelt als hij uit de bus stapt, en zijn fles Lacrima Christi spat uiteen op de kasseien.
Tranen van Christus. Daar heb je dan zes dagen lang zorg voor gedragen! Ieders aandacht is afgeleid en ik maak van de situatie gebruik om Frank zijn ouders vlug goeiedag te zeggen, mijn ‘Beatrice’ even aan te kijken en te fluisteren: ‘Ik heb cadautjes bij. Ik bel wel.’
En ik duw haar mijn ‘kodakske’ in de handen en vraag of ze een groepsfoto wil maken. Ze is nog geen vijftien, maar doet het. Hoe groot kan de liefde zijn.
Groepsfoto op de Oude Markt bij aankomst
Prachtig Hugo. Ik heb genoten van jouw verhaal. Wat een geweldige herinnering.
Beste Inge,
Dankjewel voor je positieve reactie. Mooie herinneringen blijven voor altijd, niet waar?
Hugo (en Lieve)
Beste An,
Mooie reactie! Mijn muntstuk heeft idd gewerkt! Wij zijn nog altijd samen, maar mijn moeder heeft haar verzet nooit opgegeven.
Ondertussen vieren wij nu met Kerst onze 53e huwelijksverjaardag;
Hugo en Lieve
PS De lievelingsbloem van mijn vrouw is ook de klaproos!
Prachtige reis, toch mooi meegenomen als schoolervaring. De vermoeidheid gaat snel voorbij maar de herinneringen….
Ik hoop oprecht dat jouw muntstuk in de Trevifontein er heeft voor gezorgd dat je na je studententijd met je schoon Lieveke bent getrouwd.