Langs de zijlijn van de dodentocht
Onze zoon doet mee aan de dodentocht. Wij, zijn ouders, doen ook mee. Langs de zijlijn. Ieder zijn eigen dodentocht.
Onze zoon is een man met karakter. Hij neemt zijn kruis op. Vorig jaar heeft hij dat ook gedaan. Maar niet met succes. Hij heeft jaren gevoetbald en daar een kapotte knie en twee losse enkels aan overgehouden.
Maar de profileringsdrang eigen aan de sportman heeft hij niet verloren.Vorig jaar moest hij opgeven, toen zijn benen volledig verzuurden, zijn knie vastzat en zijn bekken blokkeerde.
Maar hij wou niet opgeven en deed er toch nog 10 kilometer bovenop. Met desastreuze gevolgen. Er was dit jaar weinig dat beters voorspelde, behalve het onverzettelijke geloof van de karaktermens.
En dus vertrokken wij op vrijdag 10 augustus om zes uur ‘s avonds naar Bornem.
17:24 Gaat ge dat nu echt doen vannacht? Denk aan uw gezondheid.
18:11 Vertrokken bij u thuis, here we come!
18:14 Alright
Voor de parkings 1 en 4 langs de N16 staan lange rijen auto’s aan te schuiven en dus rijden we door tot op parking 2, het dichtst bij de startplaats.
Daar zullen we de shuttlebus nemen. Maar er staat een rij van wel 100 meter. We denken aan onze stappenteller en besluiten – zoals er meer doen – te voet te gaan. ‘Maar drie kilometer’, zegt een vrouw van middelbare leeftijd, op haar iPhone starend. Vooruit dan maar.
Maar waar is die Breevenstraat ergens? Uit alle straten en steegjes komt volk en dus volgen wij maar de main stream. Het startterrein. Duizenden mensen van diverse pluimage, velen zittend, achter hoge hekkens. We staan bij een heuveltje vol toeschouwers.
Iedereen zoekt wel iemand in de massa. Een enkele keer met succes, meestal zonder. Telefonisch contact kan niet vanwege de loeiharde muzak. Daarenboven is het nog beginnen regenen. En ons parapluutje is mini.
19:54 En?
20:24 Staan nu bij start, voor groep achter hekkens. Waar die hoge kraan hangt. En gij? Vak A of B?
21:20 Neen, vak daarachter.
Het is negen uur. Nu moeten ze ergens vertrekken, maar wij zien niet waar. We volgen weer de flow. En we gokken weer op de main stream.
Op een kruispunt staat het volk rijen dik. Ze staan te kijken, te roepen en te applaudisseren voor de ‘wandelaars’. De ‘lopers’ zijn al gepasseerd. En plots begint het weer te regenen. Vrij stevig. Met een droge klik vouwt ons parapluutje zich toe. Onder een boom dan maar. Maar we zien niks meer.
Dan maar weer in de regen. Hij moest maar eens passeren zonder dat we hem zien. Ze zijn voorbij en het regent niet meer. Maar het schemert al. Ik wil paling in ’t groen gaan eten in het centrum. Maar mijn vrouw keldert dat plan kordaat: ‘We kunnen beter onze auto gaan ophalen op de parking.
Straks vinden we hem niet meer terug.’ Dus toch naar het centrum, maar voor de pendelbus of een taxi, niet voor de modderpaling. Maar welke kant nu weer op? Twee gedienstige dames halen hun gsm te voorschijn. Het is trouwens opgehouden met regenen. Na enig zoekwerk tonen ze ons een ‘stappenplan’.
Op het moment dat we het weeral niet meer weten, spreek ik de chauffeur van een lege pendelbus aan, een Hollander. Hij neemt ons gratis (!) mee, zet ons af op de hoek van een straat en zegt: ‘t Is een eind lopen, maar zo kom je bij het station.’ Gave kerel, denk ik. De straat is aan weerszijden afgezet met dranghekken.
En overal staat volk. Ze wachten op de passage van de dapperen. Wij lopen door tot bij de kerk. Daar vinden wij een gat en wurmen ons erin.
En nu maar wachten. Daar zijn de ‘lopers’ al. Ze spurten als lag de meet achter de hoek, de gekken. De omroeper van dienst kondigt aan dat de eerste ‘wandelaar’ gespot is in de Kloosterstraat. Toch duurt het nog een tijdje. Dichte drommen dan. Mijn ogen doen pijn van het speurwerk.
En plots is hij daar, vlak voor onze neus. Hoe is ‘t? Goed. En een blikje cola. Plicht vervuld. Niet veel later staan we bij de halte van de pendelbus. Je kan er niet naast kijken. Een rot wc’s met tientallen mensen ervoor.
Boels verhuur. We zitten op de bus en plots slaat de schrik mij om het hart: ik ben mijn plannetje vergeten en het nummer van onze parking. Het is donker en ik weet niet hoe die bus rijdt. Ik gok op de tweede stop.
Maar als we afgestapt zijn, twijfel ik en we stappen weer op. Een nieuwe rit naar het station, een ondervraging van de chauffeur – die van niks weet (ik ben maar ingehuurd). Denken. Denken.
En ik kom weer uit bij parking 2. Deze keer ben ik vrij zeker. Mijn vrouw is ondertussen drie keer gestorven. Op de plek waarvan ik zeker was, staat onze auto niet (meer). Ondertussen regent het pijpenstelen op onze miniparaplu en onze rug. Nergens vind ik hem. Mijn vrouw besterft het.
Ik kan haar niet meer troosten. En dan, plots, in het verste hoekje van de parking. Ik kan amper de nummerplaat lezen door de regen. Opluchting onbeschrijfelijk. Als een koortsopstoot. De auto in, deuren op slot, verwarming op 25 graden, blazer op 7. Verkleumd en doorweekt.
Tien minuten bijkomen en bekomen. Dan het wedstrijdcircuit raadplegen. Waar kunnen we onze held zien passeren? Wat, pas in Breendonk! Km 36,6. En hij is nog niet in Ruisbroek gepasseerd, zegt de tracking app. Goed, naar Breendonk dan maar.
Onbekende streek. Aardedonker. Niks gps. Niks wegwijzers. Eindelijk Breendonk. Nu nog de sporthal. iPhone: De Vrijhals, Cyriel Verschaevenstraat, Puurs. Sh**.
Terug naar Puurs. Zoeken en niet vinden. Hopeloos. Parkeren. Nadenken. Circuit bekijken. Dan maar een statie van de kruisweg verder, Steenhuffel, via Londerzeel. Daar is bevoorrading en verzorging.
Daar kunnen we hem niet missen. Wel nog 10 km erbij. En nog langer wachten. Bij de kerk, lange tafels met hopen bananen, en coca cola, en een grote witte tent met ligbedden en thermische folie.
En een pipimolen en een batterij Boels-wc’s. Een kwartier staan we te kijken naar de ‘lopers’. Ze lopen allemaal door naar de toiletten. Nergens iets om te zitten, te eten of te drinken.
Terug naar de auto. Deuren op slot, motor laten draaien, 25 graden, blazer op stand 7, zetels achteruit. Rusten met ogen dicht maar oren open.
00:51 Alles kits?
01:09 Jep
02:53 Waar zijde? Bijna bij sporthal Puurs? Wij wachten aan kerk Steenhuffel bij bevoorrading. Km 46,4.
03:29 Das nog ff denk ik. Merci voor de steun.
Plots telefoon. Mijn zoon. Nog niet in Breendonk. De laatste zin van zijn sms beloofde al niet veel goeds. En inderdaad: situatie van vorig jaar, verkramping en blokkering, en een slepende linkervoet erboven op.
Overbelasting. Plots opgetreden binnen een paar minuten. ‘Over en out’, zegt hij. ‘Ik stop. Ik ga mijn verstand gebruiken, niet zoals vorig jaar.’ Hij vindt het verschrikkelijk.
Ik feliciteer hem. ‘Soms getuigt opgeven van meer karakter dan voortdoen’, probeer ik. Maar ik hoor aan zijn stem dat zijn ontgoocheling groot is.
‘We komen’, zeg ik, ‘maar we vinden de sporthal in Puurs niet.’ Hij: ‘Is niet in Puurs, maar in Breendonk zelf, bij Duvel. We drinken nog een duvel als afscheid.’ OMG, terug naar Breendonk dus.
Full speed langs de A12. We vinden geen parking. Veel foutparkeerders. En plots drie politiecombi’s. Boetes. Zielig. Eindelijk vind ik toevallig een parkeerplaats. Naar het centrum nu. Maar we vinden elkaar niet. ‘Naast de kerk,’ belt hij, ‘maar haast je, ik ben bevroren.’
Waar ik denk dat de kerk staat, staat ze niet. Weer twee kilometer bij op onze stappenteller. Eindelijk. Hij staat tegen de kerkmuur geleund, rillend van de kou en met een vertrokken gezicht op onweer. Het plan om een afscheidsduvel te drinken, wordt geklasseerd.
De paar honderd meter naar de auto zijn een marteling, voetje voor voetje. Voor het funerarium – galgenhumor van de goden, zowaar – houdt hij plots halt. ‘Ik ga de auto ophalen’, zeg ik. ‘Wacht hier.’
Zijn moeder trekt de wacht op. Verwarming op 25 graden, blazer op 7, radio uit. Hij zit ineengezakt naast mij. Kijkt zelfs niet op. Hoopje ontgoocheling vooral. Zijn moeder loopt over van medelijden met haar grote zoon.
NOOIT MEER!
Tot volgend jaar.
Deelnemen is belangrijker dan winnen. We moeten leren onze grenzen te stellen. En dit zonder ons schuldig te voelen. Dan pas zijn we goed op weg om voor onszelf te zorgen. RESPECT en proficiat voor alle deelnemers.
Beste Cecile,
Bedankt voor je mooie reactie. Wat je zegt is idd méér dan waar! Dat zie je duidelijk als je er met je neus bovenop staat.
Hugo
Mijn toen nog echtgenoot deed ooit ook mee en stapte de dodentocht volledig uit. Omwonenden maakten er een feest van en sleurden ganse salons naar de voortuin om niets van het schouwspel te moeten missen. De bevoorrading en aanmoedigingen onderweg waren inderdaad knap lastig en vermoeiend. Maar het verliep allemaal prima tot net na de aankomstlijn. Toen was het vat helemaal af. Mijn wagen stond 200 meter verderop geparkeerd en die 200 meter was voor hem de lastigste van allemaal.
An,
Dank je. Jij weet idd duidelijk ook hoe die vork aan de steel zit!
Spijtig dat je niet vaker dichter bij de deelnemers kan;
Hugo
Meedoen is alles zegt m’n meestal… ik heb een grenzenloos respect voor al wie zich nog maar aan de start waagt. Ik hou het wijselijk bij de 100 km per fiets
Beste Manja,
Ja,
respect verdient iedereen die zich voorbereidt en van start durft te gaan.
Hoe je lichaam reageert weet je nooit helemaal vooraf.
Hugo