Saint-Cado en La Ria d’Etel : Tussen land en zee.
La Ria d’Etel, een riviervallei die door de zee is overstroomd, is een beschutte baai bezaaid met eilandjes. Bij de riviermonding sluit een bewegende zandbank, de “barre d’Etel”, de baai af.
Als je hier even de omgeving verkent zie je heel verschillende landschappen. Moerassen, oesterkwekerijen, duinen, stranden, baaitjes waar kleurrijke bootjes afgemeerd liggen… Afhankelijk van het zonlicht en het getij verandert het uitzicht hier voortdurend.
Daarom raken wij ook nooit uitgekeken op deze streek in Bretagne : de Morbihan, en vandaar komen we ook met veel plezier geregeld op bezoek bij een heel goede kennis.
Reigers, aalscholvers, scholeksters, mosselen, venusschelpjes enz. alles kan je hier ontdekken. Wat je hier zeker moet proeven zijn de oesters van de rivier d’Etel. Ze zijn de trots van de regio en altijd superlekker.
La Ria d’Etel, is met het pittoreske eilandje Saint-Cado een van de mooiste plekjes uit de omgeving. Het was vroeger een sardine haven en het ontleent zijn naam aan Saint Cadou die zou hebben geleefd als een kluizenaar in de 6e eeuw.
Saint-Cado is een charmant dorpje in 2 delen. Gebouwd op een eilandje midden in de rivier en aan het vasteland verbonden door een brug. Hier moet je zeker een bezoekje brengen. De vissershuisjes en de mooie Romaanse kapel moet je dan gezien hebben.
De kapel dateert uit de 12e eeuw en staat sinds 1925 genoteerd als een historisch monument. Het hele dorp is hier trouwens fier op. De 3e zondag van september gaat er nog altijd een pardon (processie) uit voor Saint-Cado.
Volgens de legende zou de brug die Saint-Cado met het vasteland verbindt het werk van de duivel zijn. Deze zou de ziel hebben opgeëist van het eerste schepsel dat de brug zou oversteken. Het verhaal wil dat de slimme Saint-Cado een kat inzette om de brug over te steken.
De meeste toeristen genieten hier meestal van de ondergaande zon. Ook kan je hier kano varen en paddleboarden. Je kan ook rond het eilandje wandelen en ook op het gedeelte van het vasteland is een mooie wandeling aangelegd met borden met de geschiedenis van het dorpje.
Een smal aangelegd padje brengt je, op het eiland, zowizo naar de kapel. Die is elke dag geopend. Hier is ook nog een echte doopput het bekijken waard.
Het eilandje wordt omringd door het eiland Niheu in het oosten en het eilandje Nichtarguér in het zuidwesten.
Het eilandje Nichtarguér is heel klein. Ongeveer 25 meter bij hoog water. Bij eb is er een strook zand van ongeveer 100 meter lang. Het belangrijkste kenmerk van dit eiland is het huisje dat erop gebouwd werd in 1894.
Het werd gebouwd voor de houder van een oesterpark. Het is een rechthoeking stenen huisje, met een leistenen dak bedekt met korstmossen. De deur en de luiken zijn in het blauw geschilderd. Dit huisje kan je op zowat alle postkaartjes van de streek terugvinden.
Ook hier zijn de dorpsbewoners heel trots op. Het dorp is zelfs eens een dag helemaal in shock geweest. Bij een vroege ochtendwandeling had iemand namelijk gezien dat alle luiken en de deur plotseling rood waren ipv blauw. Grote paniek, iedereen kwam kijken en wat bleek….
Er was een filmopname bezig. Gelukkig hadden ze de blauwe luikjes en deur niet geschilderd maar hadden ze daar rode doeken over gehangen. Het was in elk geval groot nieuws in de streek.
De Bretons zijn zo fier op hun streek, dat kunnen ze echt niet verstoppen. Ze vertellen er ook heel graag over en wij genieten er met volle teugen heel graag mee van.
Mooi verslag en te zien aan je prachtige foto’s mogen de Bretons zeker fier zijn op hun streek.