À la recherche du temps perdu – Een weekend in Felenne, een zieltogend dorpje in de Ardennen | Deel 2
We zijn aangekomen in Felenne, een dorpje bij de Franse grens, na een kort bezoek aan het Mariabedevaartsoord in Beauraing. We zijn even afgestapt bij de ingang van het dorp, in het gehucht Choumak, om het Mariakapelletje, het oorlogsmonument en de Sint-Jozefskapel te bekijken en rijden nu de hoofdstraat, de Rue des Sinces, in.
De Rue des Sinces
Ze heet nu Rue de France. Since is Waals voor boerderij. Ik heb nergens de etymologie van het woord kunnen vinden, maar volgens mij is het een verbastering van het Nederlandse woord cijns, geïmporteerd door Vlaamse boeren-inwijkelingen.
Cijns (afgeleid van het Latijnse census, schatting van het vermogen) is de jaarlijkse pacht voor de huur van een boerderij met grond (of een molen, of een visvijver) te betalen aan de ‘grondheer’.
Hier, in die lange rechte straat naar de dorpskern, werd ’s zondags het jeu de la balle (kaatsen) gespeeld, tussen de mesthopen en de omgekantelde boerenkarren voor de huizen.
De ploeg van Felenne was geducht, maar nog meer geducht was hun sterspeler, de pastoor, gevreesd voor zijn moordende (!) opslag. Na de Grote Oorlog ging het spel ter ziele. En ter ziele gingen ook de mesthopen.
Maar dat zou toch nog een tijd duren, want de laatste werd pas opgedoekt in het jaar onzes Heren 1995!
Waar Vlamingen thuis zijn
Op de Place Communale, in het midden van het dorp, stond het tweede abreuvoir van de gemeente. En hier bevindt zich ook de Auberge van mijn vriend Marc Sterckx. Een bonk van een gebouw, oer-Ardens, marque déposée.
Voordien was het eigendom van het notoire Felense geslacht, de Furnaux. Maar wat je ziet, is niet het oorspronkelijke ‘familie-optrekje’. Dat brandde af in 1914. Binnen volgt een hartelijke begroeting. Marc laveert fluks zijn keuken uit en Stanny, al jaren zijn rechterhand, volgt in zijn brede spoor. De koffers kunnen wachten, eerst het aperitief.
Het is hier, zoals altijd, gezellig druk. Allemaal Vlamingen. Hoe speelt hij het toch klaar? Hangt de handelsgeest van zijn illustere voorgangers nog in dit huis? Want al in de jaren 1920 stond het hotel bekend als verblijf voor schoolkolonies op bosklas. En er logeerden ook veel toeristen uit het Brusselse.
Marie Tanse haalde ze af met haar boerenkar in Givet aan het station, zoals Balleux zijn beelden. Marie woonde bij de kerk en was ‘jongedochter’. Ze kon liegen en smokkelen als een ekster. En haar klanten versierde ze in Givet door zich voor te doen als een arme weduwe met zes kinderen. En ze knipoogde naar de douaniers.
Van één aperitief maison komen er twee. De koffers geraken pas een halfuur later moeizaam de trap op. Ik neem mijn intrek in een van de nette kamertjes. En een paar minuten later zitten we aan tafel, een fles wijn in de aanslag, klaar voor een overdadig viergangendiner.
We komen volledig tot rust. Mijn ogen glijden langs de vertrouwde dingen: opgezette vogels, geweien, een vervaarlijke everzwijnkop, aquarellen, prenten en oude affiches … Na het eten naar de gelagkamer. Maar eerst even wegdromen bij mijn twee verborgen liefdes aan de muur. Twee gekleurde typogravures uit 1895.
Twee typogravures
Pendant qu’on relaie. Een diligence voor een afspanning. De zes paarden worden gewisseld door de staljongen en de twee koetsiers. De dames en heren voyageurs strekken de benen of zitten keuvelend bij elkaar in het gras. Een galant maakt een dame het hof.
Een heer en een dame bieden een vrouw die op een rotsblok zit, een tuil wilde bloemen aan. En achter hen kijken een man en een vrouw toe, terwijl een man met een witte pruik in het water staart.
En aan de andere muur: Une lettre de maman. Gezeten op een overdekt terras, de hand van haar amant in de zij, leest een freule van stand een brief van haar verre moeder. Het weer is grijs en regenachtig, de postbode steunt op zijn paraplu. Het hondje van mevrouw kijkt naar hem op. Het dienstmeisje in haar eenvoudig plunje – kapje, grote schort en borstverwarmer – staat op het punt hem te drinken te brengen.
Achter de geliefden zitten drie heren. De middelste, met zijn steek schuin op zijn aangeschoten hoofd, schenkt zijn buurman een glas wijn in. De rechtse, met buishoed, zit er kaarsrecht bij, het gevulde glas geheven. Boven het hoofd van de man met de laarzen links die vertrekt, hangt een uithangbord met een engel met een bloemenkrans op zijn hoofd. Wie goed kijkt, ziet een kogelgaatje, het gevolg van een (dronken) meningsverschil waarschijnlijk.
De twee taferelen passen wonderwel in het decor. Ze stralen rust en sereniteit uit. Het eerste in de natuur, het tweede in een herberg. Toepasselijker kan niet. Hoe romantisch! Mijn vrouw kijkt naar mij en legt haar hand in mijn zij, en we wandelen de gelagkamer binnen.
Het oude Hôtel Furnaux
Aan de ronde tafels wordt gekaart en aan de toog gepraat. De wijn heeft de tongen losgemaakt, nu rukt het bier aan. Ik ben aan mijn tweede Rochefort toe, als Marc even bij ons komt zitten. Ik laat hem eerst een paar moppen tappen en breng dan het gesprek op de Furnaux.
‘Rijk en de dorpspolitiek in het bloed’, zegt Marc. ‘Tussen 1819 en 1932 leverden ze liefst zes blauwe burgemeesters. Het oude Hôtel was van het eind van de 18e eeuw. Jan met de pet moest het toen stellen met een lemen stulp, maar de Furnaux zetten een stenen mastodont neer, en schilderden de gevels opzichtig roze.
Moeder Furnaux was vroedvrouw, misschien had dat er iets mee te maken. De telgen Henri Joseph, Jules en Alfred ontpopten zich tot gewiekste neringdoeners en het huis kreeg veel weg van een shopping centre. Naast hotel en verbruikerszaal was er nog een toneelzaal, een muziekzaal, een opslagplaats, een paardenstal en een grote schuur, en last but not least een all-in kruidenierszaak.
‘Wacht’, zegt Marc, en trots tovert hij een vergeeld nummer tevoorschijn van de Guide du Touriste uit 1928. ‘Oude wijn behoeft geen krans, lees maar.’
En ik lees. ‘HOUDT U VAN COMPLETE RUST; WIL U UW ZENUWEN ONTSPANNEN; WIL U DE ZUIVERE, GEZONDE, DUNNE LUCHT VAN DE HOOGTE INADEMEN, VER VAN DE STEDEN, HET LAWAAI EN DE ROOK? BRENG DAN UW VAKANTIE, UW WEEKEND, DOOR IN FELENNE.’
En dan is het al twaalf uur en willen wij naar onze kazematten.
16 reacties