À la recherche du temps perdu – Een weekend in Felenne, een zieltogend dorpje in de Ardennen | Deel 6
Het is zondag. We zijn naar de hoogmis geweest. Een belevenis! Terug in de tijd. We waanden ons in de jaren vijftig van de vorige eeuw. We wandelen nu richting douanehuis.
Mélédru
Bij het douanehuis op de hoek lopen we rechtdoor de Rue Joseph Sauvage in. In juli 1944 namen de Duitsers die arme man mee als gijzelaar. Hij kwam om in het kamp Neuengamme, ‘victime de la barbarie allemande’.
Het gehucht hier heet Mélédru, het is het laagste en oudste deel van het dorp. Felenne duikt al op in een oorkonde van 1090 als Felinias. Het moet eerst een pottenbakkersdorp geweest zijn, wat verderop gelegen.
Na de pestepidemie van 1621 staken de pottenbakkers hun huizen in brand en begonnen opnieuw hier in de Mélédru. Vlak bij de bron liggen nog de overwoekerde resten van het oude lavoir, de publieke wasplaats. In kruiwagens en in draagmanden op hun rug brachten de vrouwen hun was aan en zaten dan, met hun knieën in een houten bakje, urenlang te schrobben en te kletsen.
Hun moeders waren slechter af geweest. Die moesten met hun was naar de beken in het bos.
Verderop staat een droom van een huis, recht uit de Woeste hoogten van Emily Brontë. In de jaren 1600, tijdens de pestepidemieën, lag op die plek een ‘leprozerie’. Maladrerie in het Frans, Mélédru in het Waals dialect.
Langs de Rue de France komen we terug bij de kerk uit, in de Rue Henri Lambert. Na de bevrijding trekt de 22-jarige Henri mee met de Amerikanen tot aan de Rijn. Tijdens de befaamde gevechten om de brug van Remagen steekt hij met een handvol vrijwilligers in een rubberbootje de Rijn over en ze vestigen een bruggenhoofd aan de andere kant.
De nacht daarop trekt hij daar de wacht op en een Duitse mortiergranaat maakt van hem een held. Het is maart 1945. En ook hij heeft zijn straat gekregen in Felenne.
Het kerkhof en de Furnaux
We lopen het kerkhof op. Aan de overkant vind ik het graf van de familie Furnaux. Het is in een lamentabele staat. Op een sobere zerk lees ik met veel moeite: ALFRED FURNAUX, BOURGMESTRE DE FELENNE, DECEDE LE 12 MAI 1892 A L’AGE DE 55 ANS.
Werd het politieke gekrakeel hem misschien te veel? Want hij stierf al na een dik jaar burgemeesterschap.
Bovenaan op het kerkhof, vlak voor het dodenhuisje, vind ik ze broederlijk verenigd, de vier oorlogshelden van Felenne met de eigen straat: links Wolf en Sauvage, rechts Godefroid en Lambert.
En zie, 50 jaar na de dood van hun makker Henri hebben de overlevenden van het 16e Bataljon Fuseliers een steen van de brug van Remagen op zijn graf gelegd, als aandenken. Als we de kerk weer passeren op weg naar de Auberge, zie ik plots iets wat mij altijd ontgaan is: een grafzerk.
Ik wip over de haag en ontcijfer: ICI REPOSE LE CORPS DE MONSIEUR HENRI JOSEPH FURNAUX, BOURGMESTERE A FELENNE, NE LE 28 JUIN 1800 ET DECEDE LE 1ER DECEMBRE 1850. Je komt ze toch overal tegen!
Maar luister, ik vertel je het einde van de successtory Furnaux. In 1921, zeven jaar nadat Alfred Junior zijn Hôtel door de Duitsers heeft zien afbranden, geeft hij de geest. Zoon Henri, ex-krijgsgevangene, staat voor de zware taak van de heropbouw.
Hij laat steenbakkers overkomen, die ter plaatse de bakstenen bakken. Maar het geld raakt op en de werken vallen stil. De half afgewerkte muren staan lange tijd afgedekt met graszoden. Dan valt Henri op een rijke héritière uit Winenne en komt zo aan de nodige fondsen.
Hôtel Furnaux herrijst uit zijn as, in zijn huidige staat.
Na de oorlog
Henri Furnaux gaat in Winenne wonen, maar wordt burgemeester van Felenne. In zijn vrije tijd bekommert hij zich om de muziekvereniging en de Cercle Dramatique. Maar in 1932 verliest hij de verkiezingen aan – wie dacht je? – Joseph Balleux en trekt zich terug in Winenne, waar hij na verloop van tijd burgemeester wordt. Erfvijand Balleux wordt intussen supergeliefd in Felenne.
En niet alleen om zijn waterleiding. Hij weet ook de bodem weer in de lege gemeentekas te krijgen. Maar dan staan de sales boches voor de tweede keer in Felenne. En het botert niet tussen Balleux en les boches. Hij geeft geen inlichtingen door en levert geen voorraden, en nog minder werkwilligen voor Duitsland. In 1943 zijn de Duitsers het beu en zetten hem af. Als hij in 1947, op zijn 75e, met pensioen gaat, is hij de populairste figuur in Felenne.
Aan de toog bij Marc spoel ik al die doden door met twee maisons en daarna gaat het zoveelste viergangendiner vlot naar binnen. Maar voor we vertrekken, moet Marc mij nog vertellen hoe hij hier als Vlaming terecht is gekomen.
In 1955 sterft Henri Furnaux, en weer is het oorlog. Maar nu tussen de erfgenamen. Na een lange calvarie rechtszaken geraakt de erfenis verdeeld. Zijn huizen in Felenne komen onder de hamer. Het vroegere Hôtel wordt op de hoek café en de rest verkommert. Tot Marc het opkoopt in 1974 en er een bloeiend pension van maakt.
In 1999 geeft café Les Sangliers op de hoek er de brui aan en neemt hij het zaakje op de hoek over. En van dan af is het historische Hôtel Furnaux weer volledig, na 35 jaar.
Naar huis
Zondagnamiddag. We rijden naar huis. Beauraing 13 kilometer staat er bij de Sint-Jozefskapel. Geen levende ziel te bespeuren. Ik zeg geen woord. Mijn vrouw zegt geen woord. Daar is ze al, de melancholie. Voor ons liggen de bossen roerloos in de zon. En op mijn netvlies, als een dia, verschijnt het beeld van de wandeling van gisterenavond.
De maan hangt boven de Rabaumont. Het is onwezenlijk stil. Blauwgroen zijn de bossen, en ginder, aan de einder, lossen ze op in grijs. Er hangt een geur van verbrand loof, zoals vroeger, na de aardappeloogst.
Scherp krijst een uil. De koeien staan roerloos, kop naar beneden, tot aan hun buik in slierten nevel. Als we omzichtig voorbijgaan, draaien ze hun koppen, allemaal tegelijk, en kijken.
Het beeld blijft op mijn netvlies hangen tot een eind voorbij Dinant op de E411.
Dan slaat een brutaal manoeuver van een trucker het aan diggelen. En thuis is het eerste wat we doen, zoeken naar een kalender.
13 reacties