We hebben iets te vieren !
Niets zo heerlijk als het allereerste uitje na een periode van noodgedwongen binnen zitten. Al zeker wanneer dat binnen zitten samenvalt met een stel grauwe, grijze en natte wintermaanden. Komt het daardoor of zijn het de allereerste zonnestralen na een bijzonder nare tijd, die de wereld er mooier dan ooit doen uitzien ?
We rijden met de camper via Oudenaarde en het wondermooie Maarkedal naar Ronse en genieten als nooit tevoren van schitterende vergezichten. De kerktoren van Leuze-en-Hainaut die deels uit glaswerk bestaat lijkt zodoende een beetje op een vuurtoren . Wat raar toch. En wat jammer dat ik over dat merkwaardige ontwerp niets terug weet te vinden.
Onze bedoeling is een rustige avond en nacht door te brengen aan de voet van het prachtige kasteel van Beloeil. Het kasteel houdt momenteel zijn winterslaap maar dat deert ons niet vermits we zelf ook alleen maar uit zijn op rust vandaag.
Dus gauw even een kiekje nemen voor de zon ondergaat en dan ontkurken we de champagne om te vieren dat we eindelijk terug kunnen doen wat we het liefste doen : wegwezen . Ook al is dit weg zijn nog beperkt met rolstoel, wandelstok en krukken … we willen er vooral heel erg van genieten.
Hoe ik vanavond in de alkoof boven de stuurcabine zal geraken en morgenochtend weer beneden … Ach, daar wil ik me nu nog geen zorgen over maken.
Midden in de nacht wanneer ik de bedstee wil verlaten voor een nachtelijk plasje ontstaat de nodige hilariteit bij de afdaling. De beklimming gisterenavond was redelijk vlot verlopen, de afdaling daarentegen doet ons de slappe lach krijgen. Wat een toestand zeg !
Het liefste zou ik na een verkwikkende nacht Wim Opbroucks theaterstuk -gewijs “Val, val in mijn armen” naar beneden komen. Maar dat ziet mijn vriend downstairs niet zo zitten. Dan maar weer sukkelend het trapje af al geef ik toe dat ik de techniek te pakken krijg om dat ietwat eleganter dan afgelopen nacht te doen.
Het domein van Beloeil mag dan al in winterslaap zijn, het weerhoudt er de prinselijke bewoner niet van om vandaag voor intimi een feestje te bouwen. Zodoende hebben alle buurtbewoners van de prins een briefje in de brievenbus gekregen met de vraag de komende uren zijn parking niet te willen gebruiken zodat de chauffeurs van de Jaguars en Bentleys die zullen komen voorgereden, een veilige parkeerplaats kunnen versieren. De buren – zo blijkt bij ons ontwaken – hebben die vraag intussen reeds braafjes opgevolgd. We staan hier nog als enigen op het terrein. We zullen dus maar niet te lang ochtend houden en onze weg richting Hornu dra aanvatten. Maar eerst nog even wat kiekjes nemen van het “Versailles van België ” in de ochtendzon.
En dan is het tijd om één van de pronkstukken van de Belgische industrie te gaan bekijken. En het moet worden gezegd … De site Le Grand-Hornu valt dermate mooi te noemen dat ik er graag een apart blog aan zou willen wijden. Interesse in dit prachtige Unesco Werelderfgoed ? Lees dan zeker mijn volgende blog.
Na ons bezoek aan deze industriële parel, kiezen we er voor om met de camper nog even op de grote parking voor de eigenlijke site te blijven staan. Het zonnetje schijnt heerlijk de camper binnen en dat is mooi meegenomen tijdens onze lunchpauze.
Echt denderend is het landschap van de Borinage niet, vind ik. Mijnterrils (de zogenaamde slakkenheuvels) wisselen zich af met vlaktes vol zilverberken en populieren. Ooit waren deze snelgroeiende bomen ideaal om mijnschachten te stutten. Toch was Vincent Van Gogh dol op dit landschap en zijn straatarme bewoners. Tenminste … dat leer ik even later in het Huis Van Gogh te Cuesmes (nabij Mons) waar hij zo’n klein jaar heeft gewoond nadat hij als predikant de bons had gekregen. Uit de vele correspondentie die hij met zijn broer Theo onderhield, onthouden we vooral dat hij na zijn ontslag even van geen hout meer pijlen wist te maken en dat het pas toen was dat hij zijn tekentalent wou gaan ontplooien. Het was in de Borinage dat hij op het idee kwam lessen te zullen volgen en de schrijnende taferelen van het armoedige dagelijkse leven te zullen tekenen.
Het Huis van Gogh is gratis toegankelijk met de Museumpass. Hoewel Vincent er op een kamer onder het dak woonde, is enkel de benedenverdieping te bezoeken. Het is een bijzonder klein maar verzorgd museumpje waarvan vooral de goed gemaakte filmvertoning interessant is voor wie meer wil te weten komen over wie Vincent was en welke twaalf stielen en dertien ongelukken hij had vooraleer hij op het idee kwam één van de bekendste schilders ooit te worden.
De vermoeidheid begint bij mij nu wel toe te slaan dus we vervolgen onze weg richting Binche waar alles al in gereedheid is gebracht voor het naderende Carnaval. Reuzengrote maskers van de Gilles van Binche sieren nu reeds de straten en de Gilles (ook al Unesco Werelderfgoed) zullen beslist veel sinaasappelen te gooi geven.
Wij zijn veertien dagen te vroeg om mee te grabbelen dus we rijden verder en bemerken even later een oude mijnlift middenin het glooiende landschap. Hé, zullen we die eens van dichterbij bekijken ? Maar het ding speelt verstoppertje met ons en wanneer we ons op een heuvel en in de buurt van een Frans soldatenkerkhof uit WOI te Anderlues uiteindelijk een plaats uitzoeken voor de nacht staat zo goed als naast ons, jawel … de lift van de oude mijnschacht.
Ontwaken in “a room with a view” en onder de stralende zonneschijn is heerlijk na zo’n erbarmelijke ziekenhuistijd. Vriendlief wordt er op uitgestuurd om wat kiekjes te nemen want zelf moet ik eerst nog de soepelheid in mijn spieren zien te krijgen.
Ik weet het, het klinkt niet erg verheffend wanneer ik jullie vertel dat we na flink wat ochtend houden, vertrekken naar Marcinelle. Marcinelle is immers tot twee maal toe in het wereldnieuws geweest. Een eerste keer was dat in augustus 1956 toen er bij de grootste Belgische mijnramp ooit liefst 262 kompels de dood vonden. Precies veertig jaar later kwam Marcinelle weer in het nieuws toen in augustus 1996 in dat afschuwelijke huis van Marc Dutroux de lichamen gevonden werden van zijn slachtoffertjes Julie en Melissa.
Maar we zijn geen ramptoeristen. We willen echter wel “Le Bois du Cazier” bezoeken, alweer een site dat door de Unesco werd opgenomen op de Werelderfgoedlijst en veel meer omvat dan de resten van een oude steenkoolmijn.
Charleroi, waar we doorheen moeten, is een afschuwelijke vuile en grauwe stad vol putten in het wegdek en in de voetpaden. En werkelijk overal zwerfvuil en sluikstorten. Zelfs voor de huisdeuren ligt afval. Geen wonder dat de criminaliteit hier hoge toppen scheert. Wie woont hier eigenlijk ? Oude verroeste overblijfselen van wat eens een moderne, geïndustrialiseerde stad was, geven ze nu iets onguurs. Grijs en grauw is het hier ondanks de heerlijke zonneschijn. Kan je geloven dat ik blij ben met de aangebrachte graffiti aan de wanden van staketsels, tunnels en muren ? Ze geven tenminste wat kleur aan de omgeving en sinds ik een graffiti-wandeling in Brussel heb gemaakt, bekijk ik deze illegale kunst toch anders. https://evenaar.tv/reisverhalen/2019/01/graffiti-street-art-urban-hacking-een-brusselse-wandeling-langs-illegale-kunst/
Het bezoek aan Le Bois de Cazier is te omvangrijk om hier vluchtig over te schrijven. Ik wijd er daarom een extra blog aan. Liefst vier uren duurt ons bezoek aan de voormalige steenkoolmijnen te Marcinelle en dan is mijn pijp werkelijk uit.
We trekken ons daarom terug in de bossen van Erpion voor een rustige avond en vroege nacht.
De groene omgeving hier is een verademing na het grauwe van Charleroi. De bossen en de Lacs de l’ Eau d’Heure vormen een fijne omgeving om te luiwammesen, hoewel dit met zijn 70 km oevers en 600 ha watervlakken het grootste watersportgebied van België is. Maar vandaag, zo buiten het seizoen en met volop de zon is het hier zalig rustig.
Vermits het maandag is, zijn er geen musea open. We willen daarom een rustdag inbouwen vooraleer we morgen ons eigenlijke doel van deze kortweg vakantie zullen bereiken. Dit doel ligt op onze terugweg in Lessines en je kan er in een later blog meer over lezen.
Maar nu dus eerst rust. Want we gaan nog niet naar huis, bijlange niet, bijlange niet!
PS : Het is de website van de Museumpass die ons naar Henegouwen heeft gelokt. Ik kan me niet herinneren er ooit vakantie te hebben doorgebracht. Op een paar gore en grauwe locaties na, heeft Henegouwen ons echter wel bijzonder goed verrast.