De kunst en koers van Roubaix
Parijs-Roubaix wordt gereden en wij willen een keertje het peloton in levende lijve aanmoedigen. Maar omdat het weekend méér mag omvatten dan alleen maar koers, kiezen we er voor om al op vrijdagochtend richting Roubaix te rijden. Op die manier kunnen we wat van de stad ontdekken vooraleer we met de camper een plaatsje zullen uitzoeken langsheen de drie kilometer lange kasseistrook van Mons-en-Pévèle.
Niet dat die stad zo fantastisch is. Noord-Frankrijk is niet meteen de meest verheffende regio van Frankrijk en eerlijk … Roubaix is daar een mooi voorbeeld van. Rijdend doorheen de stad kom ik tot de deprimerende vaststelling dat Roubaix een mooi voorbeeld is van wat de overheid bewerkstelligt wanneer ze de burger belasting laat betalen op basis van de staat waarin de façade van diens woning zich bevindt.
Hoe keuriger, hoe hoger de belasting. Dan laat je de boel verloederen, toch ? Dat soort belasting is gelukkig reeds lange tijd afgeschaft maar ze zit bij de Fransman intussen wel in de genen.
Het idee van de boel te laten verkommeren, zit bij de Fransen zó ingebakken dat zelfs iconische plaatsen zoals de velodroom van Roubaix er bijvoorbeeld eentje is, er behoorlijk aftands bijliggen.
Op onze weg naar “Villa Cavrois” waar ik het in een afzonderlijk verslag zal over hebben, passeren we de velodroom waar de toegangspoorten wagenwijd openstaan. Hé, zullen we eens een kijkje gaan nemen ? Ja, we zullen !
Het is overduidelijk dat hier aanstaande zondag de hoogmis van de Franse voorjaarskoersen zal plaatsvinden. Bestelwagens rijden af en aan, tenten worden opgesteld, podia gebouwd. Op de velodroom halen een paar wielertoeristen hun hart op. In het bezoekerscentrum is er een klein museumpje ingericht waar ook Monsieur Paris-Roubaix (Roger De Vlaminck) de nodige aandacht krijgt.
Ik probeer iemand te strikken om de legendarische doucheruimte te kunnen bekijken en te fotograferen maar iedereen heeft het te druk, het lukt me dus niet.
We wandelen dan maar naar de overzijde van de piste daar waar ter hoogte van de tribune de eindmeet ligt. En ja, zelfs de aankomststreep heeft in geen tijden een likje verf gekregen. Het monument van Parijs-Roubaix ligt er werkelijk aftands bij. Maar toch ben ik blij hier even te zijn.
Het is me wel duidelijk dat Roubaix mooie huizen heeft gehad maar die zijn zo goed als allemaal vergane glorie. Zelfs het station van de stad ziet er van ver weliswaar heel mooi uit maar eens naderbij vertoont ook dit prachtige gebouw zware tekenen van verval.
Gelukkig maakt het stadhuis in eclectische stijl op de Grote Markt veel goed. Het is niet alleen een schitterend gebouw, het lijkt recent ook nog eens te zijn gezandstraald.
De kers op de taart is voor mij echter “La Piscine”. Het bezoek aan dit prachtige kunstmuseum hebben we – zoals het een kers op een taart nu eenmaal betaamt – tot het laatste bewaard.
Toen de architect Albert Baert in 1932 het mooiste zwembad van Frankrijk uittekende, zal hij wel geen flauw vermoeden hebben gehad dat zijn schitterende zwembad in Art Déco ooit een museum zou worden.
Toen het zwembad niet meer aan de noden van deze tijd voldeed, werd het vanaf 2001 heringericht tot een prachtig kunstmuseum. De meest uiteenlopende kunstwerken zijn er bij elkaar gebracht. Van beeldhouwwerken tot schilderijen, van vazen tot servieswerk, van kledij tot sieraden …
Het is er allemaal te vinden. Van Beaux-Arts tot Arts Aplliqués. De grote beeldhouwwerken staan opgesteld langsheen het voormalige zwembassin, de kleinere voorwerpen zijn keurig uitgestald in wat eens doucheruimtes en kleedhokjes waren. Prachtig, écht prachtig.
Maar hoe prachtig deze werken ook zijn, het museum heeft één groot nadeel. Het gebouw waarin de kunst is ondergebracht is zooooooo mooi dat ik me vergaap aan het zwembad van weleer en ik zowaar van de kunstobjecten vergeet te genieten.
Zo loop ik bijna een stel Picasso’s voorbij en het is in een flits dat ik een mantelpakje van Chanel ontdek.
Het grote voordeel van dit alles is dan weer dat de mindere kunstliefhebber toch ook van dit museum kan genieten omdat het decor werkelijk overweldigend is.
We blijven er tot sluitingstijd en verlaten dit schitterende complex als allerlaatsten om ons vervolgens te reppen naar onze begeerde kasseistrook.
De avond valt reeds over de kasseien wanneer we er arriveren maar we vinden een heerlijk plaatsje voor de komende dagen en nachten. Hier slaan we onze tenten op voor wat hopelijk een spannende koers wordt.
Maar eerst is het woord aan de wielertoeristen die op zaterdag al vroeg aan hun calvarie beginnen. De zon schijnt uitnodigend maar het is koud om niet te zeggen zeer koud. Je moet toch van goede huize zijn om hier van pure goesting over de kasseien te dokkeren.
Ikzelf beperk me tot een paar korte wandelingen over de strook en voor de rest installeer ik mij achter het glas met mijn fototoestel en mijn tablet voor de verslaggeving. Ik ben klaar voor een rustig weekendje weg.
Wanneer de avond valt, doen de bloedrode hemel en de opkomende maan een weersvoorspelling : een ijskoude nacht en veel wind staat ons te wachten. De renners zullen morgen in waaiers rijden en afzien op de kasseistroken. En wij, wij zullen vannacht lekker dicht bij elkaar slapen.
De hazen en patrijzen die wij gisterenavond nog in grote getale hebben kunnen spotten, zijn bij het krieken van de dag in geen velden of wegen te bespeuren. Ook de gisteren nog vrolijk zingende leeuwerik is er niet. Het koerscircus komt al van bij het ochtendgloren op gang en dus heeft het wild het hazenpad gekozen. Alleen een stel zwaluwen trekt zich van het hele gedoe niets aan.
De akkers liggen er bevroren bij. Terwijl wij nog volop aan het genieten zijn van pannenkoeken bij het ontbijt, komen de eerste supporters reeds voorbijgereden. Hier en daar wordt een partytent opgesteld al moet het daar nu toch wel bibberen zijn. Een eerste helikopter komt poolshoogte nemen van het traject.
In het zonnetje én achter glas, sla ik geamuseerd doch met respect de aangroeiende groep supporters gade. Wie hier zo vroeg reeds op het peloton staat te wachten, moet wel een echte “die hard” zijn. Ze hebben immers nog acht uren te bibberen.
Toch wordt het ook voor hen een gezellige boel. BBQ’s worden uit wagenkoffers gesleurd, wat verderop staat een man rode ui in olijfolie te bakken op een gasstelletje.
Maar hoe dan ook, de hel van het Noorden is bitter koud en tegen de tijd dat de renners er aankomen, ziet zowat iedereen grijs van het stof en blauw van de kou. De wind heeft het peloton helemaal aan flarden gewaaid wat maakt dat de doortocht extra lang duurt. De renners komen slechts druppelsgewijs de kasseien van Mons-en-Pévèle opgereden.
Tegen de tijd dat de groene vlag voorbij komt gereden, zitten wij al lang weer lekker binnen om de laatste kilometers op de radio te volgen. De finale is beklijvend. Van de kop van zes die wij hier zo’n uurtje geleden zagen voorbij rijden zijn er nog twee overgebleven.
We kunnen nu al raden wie er zal winnen. Jij ook ?
13 reacties