Citytrippen in eigen land : Oudenaarde
Gek toch hoe een nochtans doorwinterde citytripper blind kan zijn voor de schoonheid van een stad dicht bij huis.
Het moet intussen al zo’n vijftien jaar geleden zijn dat wij vriendinnen werden. Mijn boezemvriendinnen wonen beiden in de mooie Vlaamse Ardennen. De ene in Oudenaarde, de andere in Brakel.
Omdat Oudenaarde het meest centraal ligt voor ons drieën organiseren wij doorgaans ons koffiekransje bij de Oudenaardse vriendin thuis. Ik frequenteer dus regelmatig de stad. Toch ken ik ze niet écht !
Vandaag wil ik het anders. De geldigheid van mijn museumpass loopt stilaan naar zijn einde toe en ik wil er toch nog een paar musea mee bezoeken. Het MOU is een museum dat goed aangeschreven staat en ik pols even bij de vriendinnen of we van het koffiekransje niet een keertje een museumbezoek kunnen maken.
Dat valt wat moeilijk. De ene heeft een afspraak bij – ik citeer mijn vriendin – de borstpletwalserij (lees mammografie) en de andere heeft wat familiale beslommeringen. Maar op de middag kunnen we wel samen lunchen en wat bijpraten. Joepie !
Ik besluit om in de voormiddag in mijn eentje naar het MOU te gaan. Via de N60 rijd ik het centrum van Oudenaarde binnen. Komt het door het lekkere weertje ? Ik weet het niet. Feit is dat ik vandaag op een aangename manier verrast word door de stad waar ik zoals gezegd nochtans vaker kom.
Om te beginnen is het heel prettig om te ontdekken dat de stad recent een “dubbeldekparking” heeft aangelegd en dat die geheel gratis is. Leuk ! En bovendien ligt die parking niet ver van de Markt waar het prachtige stadhuis zich bevindt.
Over dit stadhuis wordt gefluisterd dat het één van de mooiste van Europa is. Niet overdreven. Het is zowat het enige gebouw in Oudenaarde dat ik ken en het stadsmuseum (het MOU) heeft er onderdak.
Voor wie pleinvrees heeft, ligt het misschien wat anders maar zelf ben ik heel erg opgezet met de herinrichting van de Markt. Die wordt niet langer als parkeerplaats benut maar heeft een mooie bestrating gekregen waardoor de fontein én het stadhuis veel beter dan voorheen tot hun recht komen. Eerlijk gezegd, het is me nooit eerder opgevallen dat daar überhaupt een fontein staat.
Ik ben vroeg genoeg ter plekke om het centrum van de stad even te bekijken vooraleer aan mijn museumbezoek te beginnen. Ik ben vandaag overduidelijk in “toeristen-modus” en dus wil ik de stad eens op een andere manier bekijken.
Vaag weet ik dat Oudenaarde een begijnhof heeft. Maar waar zou dat liggen ? Ik probeer mijn geluk via een smal straatje naast de Sint-Walburga kerk en kom ter hoogte van het bisschopskwartier bij een reeks prachtige gebouwen terecht die echter een heel andere allure hebben dan de doorgaans nederige begijnhofhuisjes.
Dit is dus zeker niet het begijnhof maar waar is het dan wel ? Zal ik straks eens aan Trui vragen.
Het bisschopskwartier zelf maakt deel uit van het Onze-Lieve-Vrouwhospitaal en werd begin 17de eeuw gebouwd in renaissancestijl, Het deed dienst als ontvangstruimte voor de hoge gasten van het hospitaal. Het hospitaal zelf werd gesticht in de 13de eeuw. Vooral door de classicistische kloostergevel maakt mijn hart een sprongetje.
Wat verderop – te midden van de stellingen waarmee de toren van de Sint-Walburga kerk momenteel is ingepakt – ontdek ik het voormalig openbaar badhuis uit 1902 in een merkwaardige historiserende stijl. Waar een zijsprongetje al kan toe leiden !
Na de lunch en het bijpraten met de vriendinnen zullen we straks nog even de tijd nemen om samen een wandeling te maken richting begijnhof en te ontdekken hoe mooi én rustig het daar is !
Om te beginnen heeft het begijnhof een schitterende barokke ingang met boven de poort het beeld van de pestheilige Sint-Rochus. Die loop je nu toch werkelijk overal in Europa tegen het lijf. Wat moet de pest in zijn tijd toch een pest geweest zijn !
In het begijnhof maak ik graag een praatje met een bewoonster en ik verneem zodoende dat de stad jaarlijks zorgt voor de bloembakken op de vele vensterbanken. Het is aan de bewoners om er zorg voor te dragen. Die eenvormigheid zorgt voor een fijn plaatje … wat is het hier heerlijk mooi.
Een andere bewoonster vertelt me dat ze hier reeds 23 jaar woont en dat ze het heel fijn vindt om hier zo rustig te wonen en dit slechts op 200 meter van het centrum vandaan. Ze toont me fier haar binnentuintje dat ze behoorlijk vintage heeft ingericht. Ik vraag en krijg de gunst om het te mogen fotograferen.
De dame is ook goed op de hoogte van de geschiedenis van het begijnhof dat dateert uit 1616 en ook vandaag nog steeds onderdak biedt aan alleenstaanden. Tussen haakjes mijn intuïtie van eerder op de dag – dat het begijnhof zich misschien ergens achter de Sint-Walburga kerk zou situeren – blijkt zo gek nog niet. In de jaren stillekes en ruim voor 1616 leefden daar in de buurt immers de allereerste begijntjes.
Maar laat ik het nu toch vooral over het MOU hebben. Ook als je niet zo’n museumganger bent, is het een aanrader het museum toch een keertje binnen te stappen. Zoals reeds opgemerkt is het immers gehuisvest in het stadhuis van Oudenaarde en dat stadhuis is dus echt wel een pareltje van Brabantse gotiek.
Een glazen lift in de kern van het stadhuis brengt me meteen naar de bovenste verdieping. Aangezien ik een lunchafspraak heb en ik dus geen zeeën van tijd heb, wil ik mijn bezoek aanvangen met de zilvercollectie … een niet te missen verzameling prachtige stukken ! Van de vijftiende tot de achttiende eeuw was Oudenaarde een belangrijk centrum van de edelsmeedkunst. Vandaar de prachtige verzameling Oudenaards zilver.
Dank zij de mooi geïntegreerde glazen lift kom ik min of meer op het dak van het stadhuis terecht waar een koppel tortelduifjes wel heel erg lief voor elkaar zitten te wezen.
Het zilver is werkelijk mooi, de zaal onder het eeuwenoude dakgebinte ook. Een oma wandelt hier met haar drie kleinkinderen op een al te schoolse manier rond wat eigenlijk jammer is. Het MOU levert immers samen met “UitMetVlieg” grote inspanningen om het museum op een speelse manier te ontdekken.
In de Margaretha van Parma zaal bijvoorbeeld liggen een heleboel leuke attributen waar kinderen zelf een stilleven mee kunnen creëren en dank zij een kunstige kader en papa’s smartphone een herinnering kunnen overhouden aan wat een stilleven nu eigenlijk is. En dat onthoudt een kind tenslotte toch het beste wanneer het zo’n stilleven zélf heeft gemaakt.
Naast het zilver is Oudenaarde ook een zeer belangrijke wandtapijtenproducent geweest. Als je bedenkt dat in hun hoogdagen ruim 20.000 tapijtwevers in Oudenaarde en omgeving met hun gezin van deze ambacht leefden, dan kan je je de belangrijkheid ervan voor deze Oost-Vlaamse provinciestad wel even voorstellen.
Een behoorlijk aantal van die tapijten worden permanent tentoongesteld in de bovenlakenhalle van het stadhuis. Ook hier is aan het jonge volkje gedacht. Met behulp van verrekijkertjes mogen zij op zoek gaan naar leuke details.
Zelf ontdek ik zonder zo’n kijker een wel erg rare snuiter op een van de tapijten. Jij ook ?
In afwachting van de lunch puf ik beneden wat uit terwijl ik fijne beelden bekijk over het leven en werk van de voor zijn tijd eerder ludieke Oudenaardse kunstschilder Adriaan Brouwer. De prestigieuze tentoonstelling die hier tijdens de voorbije wintermaanden aan de enfant terrible van de Vlaamse barok was gewijd, liep ik jammer genoeg mis.
En dan is het vriendinnentijd. Kletsen en bijpraten doen we volop onder het genot van een hapje en meerdere drankjes …
Bij het afscheid nemen vertellen we elkaar hoe ons samenzijn weer erg veel deugd heeft gedaan.
Terwijl ik naar mijn wagen wandel, spring ik nog even de Sint-Walburga kerk binnen. De bijzondere toren van deze kerk bepaalt – zo ervaar ik het toch iedere keer weer – de skyline van Oudenaarde. In de kerk word ik bij de ingang vriendelijk onthaald door twee lieve koffiedrinkende dames. Ze behoren tot een groepje vrijwilligers die een oogje in het zeil houden en maar wat graag de toeristen te woord staan. We praten honderduit met elkaar.
En kijk … hoe anders ziet een kerk er uit wanneer je ze een keertje als toerist betreedt. Ik was hier immers al eens eerder. Dat was toen de vader van mijn Oudenaardse vriendin een aantal jaren geleden ten grave gedragen werd.
Overmand door emoties zag ik toen helemaal niet hoe mooi deze kerk wel is. Ik zag niet de Oudenaardse tapijten die ook hier hangen, ik zag niet de heilige Barbara – de patroonheilige van de tapijtwevers – , ik zag niet dat de kerk – omwille van een onstuimige geschiedenis – eigenlijk uit twee halve kerken bestaat, ik zag niet de merkwaardige beschilderde gewelven, de piepkleine nisjes in de zijkapellen, de twee beelden van Sint-Anna-te-Drieën waar een van de dames me nu attent op maakt. (Anna te Drieën is een voorstelling uit de Christelijke iconografie van de heilige Anna met haar dochter Maria en haar kleinkind Jezus )
En zie … dat bedoel ik nu. Soms doe je er goed aan je toeristenbril ook dichter bij huis eens een keertje op te zetten. Dus Trui en Tientje, wanneer gaan we nog een keertje samen op stap ? Heus, wij hebben nog lang niet alles gezien. Misschien moeten we maar een keertje gaan pintelieren in de Oudenaardse brouwerijen.
Noot :
Niet alleen de cultuurliefhebber maar ook de wielerliefhebber heeft aan Oudenaarde en omgeving een vette kluif. In Het Centrum van de Ronde van Vlaanderen kan de liefhebber volop zijn hart ophalen aan alles wat te maken heeft met de Ronde. Je kan uiteraard ook de kuiten insmeren om een dagje zélf de Flandrien uit te hangen en voor groepen kan dit zelfs in het gezelschap van De Leeuw van Vlaanderen : Johan Museeuw.
14 reacties