JERUZALEM EN DE NADERENDE APOCALYPS
Het is zondag, de hemel is opgeklaard en onder een stralende ochtendzon verlaat ik mijn hotel in Bethlehem om opnieuw een dag door te brengen in de oude binnenstad van Jeruzalem.
In tegenstelling tot gisteren neem ik niet de bus op Hebron Road, maar besluit ik om via Checkpoint 300 te gaan. Onderweg zie ik de souvenirwinkel en het bijbehorende Guest house dat langs drie zijden omgeven is door de muur.
De winkel is dicht, de familie Anastas die in het huis woont levend begraven. In de vitrine staat een straatnaambord met daarop End of the World Road.
Aan het checkpoint staat een lange rij mensen te wachten en de tourist lane is afgesloten. Iemand wenkt me om samen met hem de doorgang te nemen voor mensen die naar het ziekenhuis moeten, maar ook dat biedt weinig soelaas.
Boven de tourniquet brandt een rode lamp en de soldaat in het wachthuisje negeert het geroep van de mensen die willen passeren. Mijn reispas verandert niets aan de zaak. Plots krijgen we groen licht en meteen proberen zoveel mogelijk mensen tegelijkertijd door de tourniquet te stormen.
We komen in een hanger aan de volgende tussenstop: twee wachtrijen, wederom aan een metalen draaideur onder een rood licht. Deze keer zijn er ook vrouwen en wenende kinderen bij.
Niemand schijnt te weten wanneer er ergens een groen licht zal verschijnen en af en toe verplaatst de menigte zich nerveus van de ene doorgang naar de andere, denkend dat die open zal gaan. Na lang wachten mogen we dan eindelijk via de bagage- en paspoortcontrole naar buiten.
Één ding staat vast: ‘het systeem’ is dat er geen systeem is. Het geven van groen licht aan de tourniquets gebeurt volledig arbitrair.
Mensen die langs dit checkpoint moeten om op hun werk te geraken dienen al in het holst van de nacht, als beesten opeengepakt, aan te schuiven – getuige deze reportage van de inmiddels opgedoekte Israëlische openbare zender Channel 1.
De meeste Palestijnen hebben overigens geen permit om naar Jeruzalem te gaan. De muur segregeert en ontmenselijkt. Niet alleen Gaza, maar ook de hele Westelijke Jordaanoever is een grote openluchtgevangenis.
Ik laat de taxichauffeur stoppen aan de Jaffapoort en begin aan mijn race naar de Tempelberg, want die is slechts tot elf uur toegankelijk en dat gedoe aan Checkpoint 300 heeft veel tijd gekost.
Ik kijk voor de zekerheid nog even op mijn Pilgrims Map en besef dat ik eigenlijk beter aan de Leeuwenpoort was uitgestapt. Een tweede blunder laat niet lang op zich wachten, want eenmaal voorbij de veiligheidsscan kom ik aan de Klaagmuur waar ik er in slaag de toegang tot de Tempelberg te missen.
Ik keer terug naar de Katoenmarkt, waar me gisteren de toegang tot Haram-al Sharif ontzegd werd. Dat gebeurt nu een tweede keer en mijn emmer der geduld loopt volledig over, waarna de soldaat in kwestie me tot kalmte aanmaant en uitlegt dat ik via een brug naast de Klaagmuur moet gaan.
Een Mexicaans meisje dat net als ik de Rotskoepel wil zien is min of meer de wanhoop nabij en ik zeg vol vertrouwen dat ze mij moet volgen: ik ken hier de weg. Wat later staan we op de houten brug rechts van de Klaagmuur aan te schuiven voor opnieuw een veiligheidsscan.
Met een groot bord waarschuwt het hoofdrabbinaat dat het volgens de Thora strikt verboden is om de Tempelberg te betreden vanwege het heilige karakter van de site. Toch zie ik even later een groepje Joden onder militaire begeleiding over het plein wandelen.
De Rotskoepel straalt zoals verwacht onder de voorjaarszon en mijn Mexicaans gezelschap en ik wisselen smartphones uit voor de nodige foto’s. Zodra er even niemand kijkt probeer ik stiekem het heiligdom binnen te gaan, maar enkele meters voor de deur word ik onderschept door een alerte soldaat.
In het gebouw bevindt zich een rotssteen en dat is de heiligste plek ter wereld. Dit zou 4.000 jaar geleden een bijzondere begraafplaats geweest zijn, hier zou Adam gecreëerd zijn, hier zou Abraham bijna Izaäk geofferd hebben, hier zou Salomo – de zoon van David – de eerste Joodse Tempel gebouwd hebben en hier besteeg de profeet Mohammed in 621 een gevleugeld paard om aan zijn nachtelijke reis naar het verste heiligdom te beginnen.
Zeventig jaar later liet kalief Abd al-Malik op een achthoekige basis een cilinder bouwen met daarop een koepel van twintig meter diameter: de Rotskoepel, een iconisch gebouw dat tegelijkertijd prachtig en eenvoudig is.
De Rotskoepel is zoals gezegd een heiligdom en geen moskee. Bidden gebeurt wat verderop in Al Aqsa, de verste moskee.
De Oemmajaden bouwden weliswaar op de plaats waar voorheen de joodse tempels stonden; ze ruimden ook het puin van de door christenen vernielde Joodse heilige plaatsen en lieten de verbannen Joden terugkeren om te bidden op de Tempelberg.
Voor zowel moslims als Joden is dit immers een heilige plek, wat vandaag tot enorme spanningen leidt. Bij de christenen liggen de kaarten anders, want zij verhuisden in de vierde eeuw alle heilige relikwieën (waaronder Adams schedel) naar de immense basiliek van de Heilig Grafkerk en verplaatsten op die manier het centrum van de wereld naar de begraafplaats van Jezus.
Lang daarvoor, zo’n drieduizend jaar geleden, zou Salomo hier de eerste Joodse tempel gebouwd hebben, maar daar bestaat geen archeologisch bewijs voor en het ligt uiteraard extreem gevoelig om hier opgravingen te gaan doen.
Die zouden wellicht toch niets opleveren, omdat de Babyloniërs in 585 v.Chr. Jeruzalem volledig met de grond gelijkmaakten. De tweede tempel werd amper zeventig jaar later voltooid en rond het begin van onze jaartelling gerestaureerd, verfraaid en uitgebreid door Herodes.
De Tempel van Herodes geldt als het meest indrukwekkende architectuurcomplex uit zijn tijd, maar amper zes jaar na de oplevering, in het jaar zeventig, vernietigden de Romeinse legers Jeruzalem voor een tweede keer tot op het bot.
Slechts een klein stukje van de muur rond het gigantische plateau waarop de tempel stond is overeind gebleven: de Klaagmuur. Het platbranden en uitmoorden van de heilige stad door de Romeinen wordt op een heel indrukwekkende manier beschreven in de proloog van Jeruzalem, the biography, een episch meesterwerk van Simon Sebag Montefiori.
Op aandringen van de aanwezige militairen verlaat ik rond 11 uur de Tempelberg om opnieuw naar de Jaffapoort te gaan voor een lange wandeling op de omwalling rond de oude binnenstad – en dat is een absolute aanrader voor iedereen die Jeruzalem bezoekt.
Vanop respectabele hoogte zie ik links de moderne stad en rechts beneden de chaotische drukte waaruit ik eerlijk gezegd graag even wilde ontsnappen. Het eerste deel van de uiterst aangename muurwandeling zou tot aan de Leeuwenpoort gaan, maar het pad blijkt eerder al te eindigen aan de Herodespoort.
De andere wandelaars zijn een beetje in de war en druipen het af, maar ik ga in de moslimwijk op zoek naar een alternatieve toegang tot de muur en al snel verdwaal ik. In ruil voor vijf Shekel brengt een meisje genaamd Annawan me weer tot de muur en zo kan ik het laatste stukje helemaal alleen en enigszins clandestien afwerken.
Eenmaal terug op de begane grond sta ik aan het begin van de Via Dolorosa. Been there, done that, maar zeker in een stad als Jeruzalem blijkt bij een tweede doortocht dat je veel gemist hebt. Zo ‘ontdek’ ik de gevangenis waar Jezus werd vastgehouden.
Ik betreed de grot in kwestie en keer al snel terug omwille van de verstikkende wierookwalmen uit de ruimte waarin vroeger dieven en barbaren opgesloten zaten.
Ook het tweede deel van de muurwandeling begint aan de Jaffapoort, maar om daar te geraken omzeil ik de drukte van de Heilig Grafkerk door een kleine omweg te maken langs het Ethiopisch Patriarchaat.
Ik mag binnen op voorwaarde dat ik mijn schoenen uitdoe en de geestelijke toont me trots zijn kerk(je). Minstens even trots toon ik hem een foto van Edelawit, waarna ik verder door de christelijke wijk dwaal.
Aan de grens met de Armeense wijk ga ik bij de toren van David weer de trappen op naar de muur. In de verte schittert de Rotskoepel, met daarachter de oneindige reeks grafstenen op de Olijfberg.
Zowel Joden, christenen als moslims geloven dat de Messias vanop de Olijfberg de Tempelberg zal betreden, waarna de wereld vergaat: de Apocalyps. Uiteraard willen alle gelovigen op de eerste rij zitten bij de dag des oordeels en dus begraven worden op de Olijfberg.
Het einde schijnt trouwens nabij te zijn, want voor sommige christenen en Joden zijn twee van de drie voorwaarden voor de Apocalyps en de komst van de Messias al voldaan. Israël is hersteld en Jeruzalem is weer (deels) Joods.
De derde voorwaarde is de wederopbouw van de Tempel en dat is enkel mogelijk wanneer de Tempelberg gezuiverd wordt door het offeren van een rode vaars. Het vervelende aan deze zaak is dat in Israël geen rode koeien leven, maar dat heeft een Amerikaanse priester al opgelost.
Hij liet vijfhonderd Red Angus runderen overbrengen vanuit Nebraska naar een boerderij in de Jordaanvallei. Zijn bevriende rabbijn, een Tempelactivist, heeft via crowdfunding geld ingezameld voor het fokken van de langverwachte rode vaars.
Ondertussen moet nog wel de Rotskoepel platgegooid worden opdat ze de Derde Tempel kunnen bouwen. Ik verzin dit niet. Sterker, dergelijke opvattingen schijnen niet eens marginaal te zijn.
De muurwandeling eindigt in de prachtig gerestaureerde joodse wijk van Jeruzalem en daar zet ik een punt achter mijn trip door de Holy Land. Ik wil naar huis om mijn kinderen te knuffelen voor de wereld vergaat.
20 reacties