Dwars door de Peloponnesos
Ik sta in het museum op de Griekse Agora in Athene. Ik staar naar een groot, gedeukt schild aan de muur. In het brons is een inscriptie geponst: Atheinaioi apo Lakedaimonioon ek Pylo (de Atheners van de Lakedaimoniërs uit Pylos).
Geïntrigeerd besluit ik op zoek te gaan naar ‘de verborgen geschiedenis’ achter dit unieke museumstuk. Lakedaimoniërs zijn Spartanen en Pylos ligt in het door hen ingelijfde Messenië, weet ik. Ik moet dus in het zuidoosten van de Peloponnesos zijn. Niet bij de deur, een huurauto dan maar. En eerst langs Sparta, 213 km zegt mijn Distance Calculator Greece.
De volgende dag sta ik – na een rit van tweeënhalf uur – aan de voet van de enorme bronzen Leonidas. Het is eind september en een drukte van jewelste: de aankomst van de Spartathlon, de moordende ultraloop van Athene naar Sparta.
Na de finish kussen de uitgeputte deelnemers de rechtervoet van de held van Thermopylai. Maar niet te lang getreuzeld. Ik wil nog voor de avond valt, in Pylos zijn. Nog eens 135 km, zegt mijn Calculator.
In Pylos
Ik zit in de koelte van een schaduwrijke plataan op de Platia ton Trion Navarchon. Ik kijk uit over de baai voor mij, en ik probeer mij het inferno van 20 oktober 1827 voor te stellen. De baai ligt volgepropt met de 27 Franse, Engelse en Russische schepen en de 89 Turkse en Egyptische oorlogsbodems.
En dan breekt de hel los. Na vier uren kanonnengebulder schieten er van die laatste nog amper een twintigtal over. Na vier eeuwen Ottomaanse overheersing is de Griekse onafhankelijkheid hiermee zo goed als een feit.
De zon gaat onder boven de baai. Nog even langs het monument van de drie admiraals, met de authentieke scheepskanonnen, en dan een zijstraatje in op zoek naar een moussaka en een messo litro retsina.
Maar dit is natuurlijk niet het Pylos dat ik zoek. De volgende dag stuurt een gedienstige Griek mij naar dat andere Pylos, 17 km landinwaarts. Maar ook dat blijkt een vergissing. Ik sta er voor het Mykeense paleis van de wijze koning Nestor, die Agamemnon op zijn hoogst gezegende leeftijd nog meesleepte naar Troje.
Uiteraard laat ik deze buitenkans niet liggen. En het blijkt inderdaad zéér de moeite.
Sphakteria
De volgende morgen raak ik onder mijn plataan aan de praat met een bereisde Griekenland-kenner. Wanneer ik hem het verhaal van mijn schild vertel, kijkt hij mij verbaasd aan, draait zich om en wijst naar het langgerekte eiland Sphakteria, dat de baai achter hem afsluit. ‘There,’ zegt hij, ‘there is your place to be. And your time period is the Peloponnesian War.’
Tien minuten later sta ik in het boekwinkeltje om de hoek en koop er een vertaling van Thukydides zijn Peloponnesische Oorlog. En het wordt een namiddagje lezen onder mijn plataan. Tot ik bij het jaar 425 v.C. aanbeland.
In dat voorjaar beslist de volksvergadering in Athene een vloot van veertig triremen naar Korfu en Sicilië te sturen om er hun bondgenoten te gaan bijstaan. Ter hoogte van Pylos, op de landtong aan de noordkant van de baai, noodzaakt een hevige storm hen aan land te gaan.
Ze bouwen er een fort om vandaaruit permanent strooptochten uit te voeren in het Spartaanse hinterland. Daarna vaart de vloot verder naar Korfu. Demosthenes blijft achter met vijf schepen en een klein garnizoen. De Spartaanse vloot bij Korfu krijgt lucht van de zaak en de zestig schepen zetten koers naar Pylos.
Onderweg glippen ze ongemerkt voorbij de Atheense vloot. Ook in Sparta zijn ze nu op de hoogte. Koning Agis keert in aller ijl terug van zijn jaarlijkse plundertocht in Attica en troepen worden naar Pylos gestuurd om er het Atheense bruggenhoofd te belegeren. Demosthenes heeft twee schepen achter de Atheense vloot aan gestuurd om ze terug te roepen.
Dus dringt de tijd en de Spartanen vallen het bastion aan te land en ter zee.
Een strop
Maar de versterkingen houden stand en een paar dagen later dringt de Atheense vloot, die ondertussen is uitgegroeid tot 55 schepen, langs beide ingangen de baai binnen en maakt korte metten met de Spartaanse vloot.
De hoplieten die gestationeerd zijn op het eiland Sphakteria, zitten als ratten in de val. Er rest de Spartanen niets anders dan om een wapenstilstand te vragen. Die 420 Spartaanse hoplieten, waaronder 180 spartiaten, zijn immers goud waard: ze vormen één tiende van hun totale legersterkte.
En er komt een akkoord. Maar de Spartanen begaan een blunder van formaat: als onderpand leveren ze hun volledige vloot uit. Daarop brengt een trireem een Spartaanse delegatie naar Athene om er te onderhandelen over vrede. Die onderhandelingen mislukken en daarmee loopt ook het bestand af. Maar de Atheners weigeren laffelijk de Spartanen hun vloot terug te geven.
Ze proberen nu Sphakteria uit te hongeren door een waterdichte blokkade. Daartoe sturen ze nog eens twintig schepen naar Pylos. Maar dat opzet mislukt en de zaak sleept aan. Uiteindelijk krijgen de 14.000 Atheners zelf voedsel- en drankproblemen en hun moreel daalt zienderogen met de winter voor de deur.
En wanneer Demosthenes om versterking vraagt, stuurt de volksvergadering Kleon. Die zet een hoge borst op en belooft de klus te zullen klaren binnen twintig dagen, zonder de inzet van Atheense hoplieten. Hij neemt alleen troepen mee van de eilanden Lemnos en Imbros, 400 boogschutters en een aantal lichtgewapende.
De aanval van de Atheners
Het probleem met Sphakteria is dat het dicht bebost is, dat er geen paden zijn en dat Demosthenes niet weet hoeveel Spartanen zich er schuilhouden. Maar dan steekt Tyche hem een handje toe. Een stelletje Atheense soldaten steekt ongemerkt naar het eiland over om er hout te sprokkelen voor een vuurtje en er eens warm te eten.
Maar ze veroorzaken een brandje, en in een mum van tijd brandt het grootste deel van het eiland af. Daardoor ontdekt Demosthenes een aantal veilige, tot dan toe onzichtbare landingsplaatsen.
En dan de aanval. Bij het ochtendgloren worden 800 hoplieten aan land gezet. De wachtpost op de zuidpunt van het eiland wordt in zijn slaap verrast en over de kling gejaagd. Daarna landt de hoofdmacht. De 420 Spartanen staan nu tegenover 800 hoplieten, 800 boogschutters, 8.000 bewapende roeiers en 2.000 lichtgewapenden. Een overmacht van 16.000 man.
Demosthenes deelt zijn troepen op in groepen van 200 en posteert ze op de hoogten. De Atheense hoplieten kijken toe, de peltasten doen het werk. Ze putten de Spartanen uit door ze van drie kanten te bestoken met speren, pijlen en stenen. En wanneer die chargeren, trekken zij zich terug.
De Spartanen achtervolgen hen niet, want dan moeten ze hun rangen verbreken. Daarenboven zien ze bijna niets door de opwarrelende asse, en door het gehuil van hun aanvallers verstaan ze de bevelen van hun officieren niet.
Paniek is hun deel en uiteindelijk trekken ze zich terug en verschansen zich op de hoger gelegen noordpunt van het eiland achter de resten van oude versterkingen. Daar wordt de situatie uitzichtloos, wanneer ze door Messeense peltasten à la Thermopylai in de rug aangevallen worden. Kleon en Demosthenes bieden hun een bestand aan en de overgave.
Een smadelijke overgave
De 292 overlevende Spartanen sturen een heraut naar Sparta om te vragen wat ze moeten doen. De eforen komen poolshoogte nemen, maar houden de boot af zeggende dat ze zelf moeten beslissen wat ze doen, ‘zolang het maar niets oneervols is’. Waarop de 292 capituleren.
De balans: 128 doden bij de Spartanen en maar een paar doden aan Atheense kant. De 292 gevangenen worden triomfantelijk per schip naar Athene gebracht. In de hele Griekse wereld is de verbijstering groot.
De beruchte langharige, gebaarde Spartanen in hun rode tunieken plegen doorgaans te vechten tot de dood. Hun aureool van onoverwinnelijkheid heeft een zware deuk gekregen. En Kleon, die wordt in Athene ontvangen als een held.
Maar er zijn ergere gevolgen. Sparta staat aan de rand van de afgrond. Ze moeten hun invallen in Attika staken, of de Atheners brengen hun 292 gijzelaars om. Vanuit Pylos voeren Messeniërs raids uit op Spartaans grondgebied, heloten lopen massaal over en een opstand dreigt.
Daarenboven hebben ze een zware aderlating ondergaan qua militaire sterkte en hebben ze geen schepen meer. In 421 is de vernedering compleet, wanneer ze een vredesverdrag sluiten met Athene. Niet veel later sluiten de twee aartsvijanden zelfs een bondgenootschap voor vijftig jaar. Waarop de Atheners prompt hun 292 gevangenen vrijlaten.
En na de theorie de praktijk
Die 700 km heen en weer vanuit Athene , wil ik toch nog wat meer de moeite maken. En dus bezoek ik ook het Neokastro. De Turken trokken het vijf bastions tellende fort op twee jaar na hun nederlaag in de zeeslag bij Lepanto in oktober 1571.
En aan de noordkant van de baai doorploegen mijn vrouw en ik tot over onze enkels het zandstrand rond het Voidokilia-meer om de woeste heuvel te beklimmen met de ruïnes van het Paleo Kastro, een Frankenburcht uit 1278. Maar die Sisyfusarbeid is te zwaar en we geven ons over aan een paar uur zonnen en baden.
Op de laatste dag volgt de apotheose: een boottochtje in de Pylosbaai. We bezoeken het Franse herdenkingsmonument voor de doden van 1827 op het Tsichli-Baba-eilandje en het Engelse monument op Cheloniki, het schildpadeilandje. En dan de kers op de taart: Sphakteria.
De gids escorteert ons naar het monument voor de Russen en de Grieken, dat voor een of andere filhelleen, een Franse officier en de neef van Napoleon, die zichzelf op een Brits schip voor de kop schoot bij het reinigen van zijn pistool. Tot zover 1827.
De hele tijd wacht ik op de apotheose: augustus 425 v.C. Maar, ongelooflijk maar waar, de gids heeft er exact één minuut voor over! En een bezoekje aan het locus delicti aan de noordpunt van het eiland komt er niet eens van. Na deze monumentale afknapper kan ik niet vlug genoeg terug in Athene zijn.
Terug in Athene
Ik sta in de Adrianou en kijk naar de gedeeltelijk blootgelegde fundamenten van de Stoa Poikile, de Beschilderde Stoa, aan de noordwestkant van de Griekse Agora. Er waren grote beschilderde panelen te bewonderen met scènes van beroemde historische en mythologische veldslagen. En ook oorlogstrofeeën.
Onder meer Spartaanse wapenrustingen: de buit van de glorieuze overwinning op Sphakteria in 425. Pausanias, de eerste schrijver van reisgidsen, zag er zo’n 600 jaar later nog een aantal schilden, toen hij in de periode 160-180 n.C. door Griekenland reisde. Ze hebben er ten toon gestaan tot de overijverige Atheense bisschop Synesios die ‘heidense’ trofeeën rond 400 n.C. liet verwijderen.
Ik sta weer in het museum op de Agora. De cirkel is rond. Dat mijn schild de tand des tijds heeft overleefd, heeft het ook aan Tyche te danken. Ergens in de 3e eeuw v.C. werd het gebruikt als deksel op een gedempte waterput. Het werd ontdekt tijdens opgravingen in de Griekse Agora in de jaren 1950.
Ik neem afscheid van een rechtstreekse getuige van een dramatisch gebeuren uit het jaar 425 v.C. Het jaar waarin de Spartaanse mythe van onoverwinnelijkheid danig werd gedeukt, net als mijn schild.
Bedankt voor deze interessante geschiedenisles Hugo. Het las als een goed boek en ik heb er veel uit bijgeleerd