Nafplion zien en dan sterven
Als thuiskomen
Nee, niet Napels. Nafplion is de hemel op aarde. Ik zit onder de oude, eerbiedwaardige plataan in de verste uithoek van de Platia Syntagma. Mijn vrouw en ik zijn verliefd op deze plek in het stemmigste stadje van Griekenland. Als een verloren Venetiaans juweel ligt het op de borst van de azuurblauwe baai in de Golf van Argolis.
Hier word ik altijd poëtisch en raak ik in de ban van de tijdloze tijd. En de geschiedenis. We drinken een ouzo Plomariou en delen een moussaka XL. Daarna steken we het gemarmerde plein diagonaal over en in de Staïkopoulou, tegenover de Turkse fontein, hijsen we ons traag naar boven langs het steile trappenstraatje.
Pottenbakker Takis en Maria zien ons aankomen, als we nog maar halfweg zijn en staan ons op te wachten in de deuropening van hun winkeltje, de Genesis. Warmer kan een Grieks weerzien niet zijn. Wij hebben, als naar gewoonte, vier frappés bij, en Belgische leonidaschocolade.
Zij halen tsipouro boven en olijven van eigen kweek. We praten lang en over veel. En als er bezoekers binnenkomen, zegt Takis: ‘The shop is closed. I’m with my friends.’ Het beste nieuws dat we die avond vernemen, is dat de crisis in Griekenland menselijker wordt.
De Palamidi op en het museum in
De volgende morgen ontbijten we op het terras van hotel Byron, honderd meter verderop. Het uitzicht over de stad en de zee is prachtig. Rechts van ons rijst de Palamidi-rots op, met de burcht als een kroon op de top. Daar willen we naartoe. Bij de deur van het Agios Spyridon-kerkje vlak tegenover ons hotel blijven we staan.
Het is zondag 9 oktober 1831. Een man in westers pak komt naar buiten. Het is Kapodistrias, de gouverneur van het bevrijde Griekenland. Hij wordt opgewacht door twee vijanden van de Mavromichalis-clan uit de Mani. De kogel waarmee ze hem vermoorden, zit nog altijd in de muur rechts van de deur, achter glas.
Ze verdenken hem ervan Griekenland aan de Russische tsaar te willen verpatsen. Ik kijk spontaan naar de grond. Waarschijnlijk sta ik met mijn voeten op de plek waar zijn lichaam lag. Maar wie was die heilige Spyridon, de man die het van ongeletterde schaapherder tot bisschop-wonderdoener schopte?
Hij werd geboren op Cyprus in 270, en nam deel aan het Concilie van Nicea in 325. Daar werden de ariaanse ketters veroordeeld, onder meer omdat zij het dogma van de drie-eenheid verwierpen. Bekend is Spyridon zijn metafoor van de potscherf – hij was ooit pottenbakker geweest – waarmee hij het mysterie uitlegde.
Één potscherf bestaat immers ook uit drie elementen: aarde, water en vuur. Vlak voor de verovering van Constantinopel door de Ottomanen in 1453 werd zijn gebeente door de christenen opgegraven en naar Korfoe verscheept. Waar het nog altijd rust.
Bij het gerechtshof nemen we een taxi naar boven, naar de oostelijke ingang van de Palamidi-vesting. Het panorama is adembenemend. De helrode daken, het felblauwe water van de golf en in de verte de blauwgrijze heuvels in de richting van Argos. Twee uur lang dwalen we door de ruïnes van de acht bastions.
De versterking werd gebouwd door twee Franse ingenieurs en was de modernste van Europa. Ze gold als onneembaar. Het huzarenstuk werd gerealiseerd in drie jaar. Maar o ironie, één jaar nadat het titanenwerk af was – in het jaar 1714 – werd ze na een beleg van amper twee weken door de Turken veroverd.
De afdaling langs de trap aan de westkant, met zijn ongelijke, zwaar beschadigde treden, is een ware marteling voor de knieën. We staan weer beneden bij het gerechtshof. We nemen de smalle, met marmer geplaveide Konstandinou.
Met aan weerszijden de statige gevels van de neoklassieke huizen met hun lila bougainvillea’s en witte jasmijnen, en balkons met grote aarden potten met oleanders, lavendel en rozemarijn. En onderaan massa’s mensen aan tafeltjes, die gezellig kletsen in de schaduw.
Gelukkig is er nog een plekje onder de plataan op het plein. Er zijn alleen toeristen te zien. Ze stoppen even bij het Archeologisch Museum achter ons, bekijken de toegangsprijzen en gaan verder.
Het plompe gebouw, met onderaan een galerij en erboven twee verdiepingen met kleine vensters, sluit de achterzijde van het plein harmonisch af. Het dateert uit 1713 en was het Venetiaanse arsenaal. Na een frisse halve liter Mythos en een stevige Griekse sla gaan we aan de slag. Met ons bezoek zijn we twee interessante uren zoet.
Laskarina Bouboulina en Mavrodaphne
Daarna lopen we langs de befaamde visrestaurants op de Leoforos Bouboulinas, langs de waterkant, om een keuze te maken voor straks. Dat wordt moeilijk, want overal stoppen ze ons kaartjes toe en bewieroken ze hun zaak. We eindigen bij een grasperkje, met in het midden het borstbeeld van mevrouw Laskarina Bouboulina.
Haar portret stond vroeger op de biljetten van 50 drachmen en de munten van één drachme. Dan móet je wel een heldin zijn. Inderdaad, en mijn vrouw moet het verhaal slikken. Wanneer haar tweede man, een gefortuneerde reder van het eiland Spetses, sterft in een onderonsje met Algerijnse piraten, neemt zij het commando over de vissersvloot over.
Bij het uitbreken van de opstand koopt ze tonnen wapens en ammunitie, rust haar schepen uit met kanonnen en recruteert een privéleger van een paar duizend Spetsioten. De eilanden Hydra en Psara doen ook mee, wat een vloot van meer dan 300 schepen oplevert. Haar eerste heldendaad is de blokkade van Nafplion, ter zee en te land, in april 1821.
Op 11 september neemt ze deel aan de verovering van Tripolitsa en maakt kennis met icoon Kolokotronis. Maar zij is uit zachter hout gesneden. Tijdens de driedaagse slachting die volgt, redt ze de complete harem van de pasja van de dood. Ze is ook van de partij, wanneer het Turkse garnizoen van de Palamidi-burcht zich overgeeft in november 1822.
Maar tijdens de burgeroorlog tussen de Griekse facties valt ze in ongenade bij de Voorlopige Regering, en in 1824 wordt ze verbannen naar haar eiland. Ondank is ’s werelds loon. Maar het kan nog erger. Op 22 mei van het jaar daarop komt ze op een belachelijk on-heroïsche wijze om het leven.
Haar zoon is er met de dochter van de rijke Koutsis-clan vandoor gegaan, en wanneer ze de woedende familie vanop haar balkon probeert te sussen, schiet iemand haar door het hoofd. Is heldendom nog lonend?
Tijd voor het aperitief. Waar anders dan onder onze plataan, op het terras van de Kentrikon. Het wordt mavrodaphne, de ‘Griekse porto’. Voor de naam moeten we naar de Kellerei Achaia Clauss in Patras. De wijnmakerij werd gesticht in 1854 door de Beierse baron Gustav von Clauss.
Hij noemde zowel de druif als de sterke wijn ervan naar zijn Griekse geliefde, die hij de koosnaam Mavrodaphne – zwarte Daphne – had gegeven omwille van haar ravenzwarte haar. Het arme kind stierf aan tuberculose. Voor ons avondeten is de keuze gevallen op het visrestaurant Arapakos bij de haven.
Als starter Chtapodi Xidato, ‘octopus in vinegar and olive oil’. Een delicatesse. En dan gegrilde barbouni, zeebarbeel. Met een bordje tzatziki en een portie chorta. En een liter retsina.
Één heilige en twee vechtersbazen
De volgende dag is monumentendag. Voorbij de Agios Spyridon slaan we rechtsaf in de Plapouta. Nog maar een vrijheidsheld. Op het plein aan onze rechterkant staat de basilica van Agios Georgios, de huidige metropolis van Nafplion. Ze dateert uit het begin van de 16e eeuw.
Je ziet er een kopie van het Laatste Avondmaal van Leonardo da Vinci. Tijdens de eerste Ottomaanse periode (1540-1686), werd ze gebruikt als moskee. Toen de Venetiaan Morosini de stad heroverde in 1686, werd hij hier triomfantelijk gehuldigd. En nadat Otto van Beieren in Nafplion was geland, werd deze kerk zijn favoriete stek.
Zijn troon staat nog steeds vooraan in de kerk. Maar wie was die heilige Georgios, die het zelfs tot schutspatroon van Engeland en Catalonië schopte? Voor ons Nederlandstaligen is hij Sint-Joris. Hij werd geboren in het jaar 275 en werd officier in het leger van keizer Diocletianus, de christenvervolger.
Toen hij weigerde daaraan mee te doen, en zichzelf ook als christen outte, werd hij onthoofd. Volgens de legende doodde hij een draak die mensenoffers eiste. Het lot duidde de koningsdochter aan, en onze held beloofde het monster te doden in ruil voor 15.000 bekeringen. Alzo geschiedde. De draak is het symbool van het heidendom.
We zijn weer bij het gerechtshof. Vlakbij de taxi’s staat het beeld van de kleft Nikitaras. Hij is een van de grootste helden van de Vrijheidsoorlog. Hij vocht mee in 65 veldslagen en zou op zes maanden tijd 300 Turken gedood hebben. Vandaar zijn bijnaam – Turkenvreter – (Tourkophagos), zoals je op de sokkel kan lezen. Het zwaard was zijn wapen par excellence.
Tijdens de hinderlaag in de Dervenakia-pas, op 6 augustus 1822, leidde hij de ruiterijcharge. Door de duizenden soldaten en ruiters die samengepropt zaten in de smalle pas, waren de geweren van geen nut. Het werd een wreedaardig gevecht van man tegen man met het blote zwaard, waarbij 3.000 Turken afgeslacht werden.
Nikitaras ging zodanig tekeer dat hij vier zwaarden nodig had. Maar na de oorlog werd hij opgepakt, omdat hij zich verzette tegen de komst van koning Otto. Na zijn vrijlating in 1841 was hij een gebroken man. Gelukkig kreeg hij de toelating van de regering om ieder vrijdag te bedelen aan de Evangelistra-kerk.
Acht jaar later stierf hij in totale armoede aan diabetes, op zijn 68e. Ondank is ’s werelds loon. Het parkje ertegenover ligt vlak voor de resten van de slotgracht en de oostelijke poort van het Grimani Bastion. Dat maakte deel uit van de Akronafplia, de oude akropolis van Nafplion, nadat de Venetianen de versterking uitgebouwd hadden, in 1470.
In het parkje staat het standbeeld van Staïkos Staïkopoulos. Nog een vrijheidsheld. In de nacht van 29 november 1822 slaagden hij en ene Moschonisciotis erin met 350 man over de muren van de Palamidi te klauteren, de leuze ‘Elefteria o thanatos’ brullend (vrijheid of de dood), en het Turkse garnizoen tot overgave te dwingen.
Maar ook hij verzette zich later tegen de komst van Otto. En ook hij werd achter de tralies gestoken. Toen hij in 1835 vrijkwam, stierf hij nog dezelfde dag aan zijn wonden en ontberingen. Ondank is ’s werelds loon.
We wandelen verder in de 25 Martiou. Die dag is Onafhankelijkheidsdag. Op 25 maart 1821 riep de bisschop van Patras de Grieken op om in opstand te komen. Via de Leoforos Asklipiou belanden we in de 28 Oktovriou. Die dag is Ochi-dag, de Griekse Nationale Feestdag.
Op 28 oktober 1940 verwierp eerste minister Metaxas met een categoriek ‘nee’ het Italiaanse ultimatum van Mussolini. Daarop vielen de Italianen Griekenland binnen vanuit Albanië. En dan staan we voor het monument van de Beierse Leeuw.
Het reusachtige, slapende beest werd in opdracht van koning Lodewijk, vader van de 17-jarige Otto uit de rotsen gehouwen ter nagedachtenis aan de Beierse soldaten die gestorven waren tijdens een tyfusepidemie in Tiryns.
De nationale held
We keren terug door het stadspark. En daar, in zijn volle glorie, staat het levensgrote, bronzen ruiterstandbeeld van Theodoros Kolokotronis, de held der helden. Het herinnert aan de verovering van de Palamidiburcht op 30 november 1822, toen hij triomfantelijk naar boven galoppeerde. Er staat een kopie op het Aresplein in Tripoli.
Ze moet ons herinneren aan de bloedige 23 september 1821, toen Kolokotronis de stad veroverde na maanden belegering, en de andere kant opkeek toen alle Turken, Albanezen en Joden afgeslacht werden. Zonder onderscheid van geslacht en leeftijd.
De buik van zwangere vrouwen werd opengereten, ze werden onthoofd en met een hondenkop tussen de benen opgehangen. Wie niet wou opbiechten waar zijn geld verstopt zat, werd gevierendeeld en geroosterd boven een vuur. Getuigde een van de honderd aanwezige buitenlandse officieren.
Kolokotronis zelf schrijft dat hij over een tapijt van lijken galoppeerde ‘zonder het maaiveld te raken’. Terug naar Nafplion nu. In de zomer van 1821 had hij de haven bezet en blokkeerde hij het Turkse garnizoen in de Palamidiburcht en de Akronafplion.
Maar na zijn overwinning in de Dervenakia-pas in augustus 1822 (zie onder Nikitaras) raakt hij op ramkoers met de Voorlopige Griekse Regering. Hij belandt zelfs in de gevangenis op het eiland Hydra.
Maar wanneer de Egyptisch generaal Ibrahim Pasja, eind februari 1825, met een invasieleger van 17.000 man in het zuidoosten van de Morea geland is en de Grieken het water al spoedig aan de lippen staat, hebben ze hem broodnodig en laten hem weer vrij. De onenigheid tussen de Grieken zelf had alles te maken de staatsinrichting na de onafhankelijkheid.
De welgestelde intelligentsia, de fanarioten, die teruggekeerd waren uit het buitenland en doordrongen waren van de ideeën van de Verlichting, wilden een parlementaire democratie. Maar de rijke grootgrondbezitters en machtige krijgsheren wilden de feodale structuur en hun almacht behouden. De Voorlopige Regering was hopeloos verdeeld.
In 1828 steunt Kolokotronis de regering van graaf Kapodistrias, die er een carrière als Russisch diplomaat heeft op zitten, maar de tsaar niet heeft kunnen overtuigen om de Griekse opstand te steunen. Aanvankelijk verdedigt hij ook de kandidatuur van de Beierse prins Otto voor de troon, maar wanneer die zich uitsluitend omringt met Beierse vertrouwelingen, valt hij hem af.
Dat kost hem opnieuw de gevangenis. In juni 1834 wordt hij zelfs ter dood veroordeeld – ondank is ’s werelds loon – maar Otto schenkt hem gratie. Op hoge leeftijd leert hij nog lezen en schrijven om zijn memoires te kunnen publiceren. Hij sterft in Athene, 72 jaar oud.
Drie monumenten op een rij
We keren nu terug naar het oude centrum. En we botsen op drie monumenten mooi op een rij. Aan deze kant van de drukke Syngrou staat het witmarmeren standbeeld van Ioannis Kapodistrias stadinwaarts te kijken. Een heer van stand, dat merk je wel, die eerste interim-president van het vrije Griekenland.
Aan de overkant, onder een palmboom, het lelijke, witmarmeren monument van Alexander Ypsilantis, een fanarioot die ook zijn sporen had verdiend in Russische dienst. Hij was het die de feitelijke aftrap van de revolutie gaf. Op 22 februari 1821 trekt hij met zijn leger de grens van het Ottomaanse Rijk op de Balkan over en verovert Boekarest.
Hij rekent op een interventie van zijn Russisch-orthodoxe broeders, maar die laten het afweten. Op 19 juni wordt hij definitief verslagen en vlucht naar Oostenrijk. Daar weigeren ze hem asiel en houden hem zeven jaar vast. Hij komt vrij door tussenkomst van de Russische tsaar en sterft in Wenen in uiterste armoede, in januari 1828.
Een paar tientallen meter verderop staat het even lelijke bronzen standbeeld van Otto. Een paar maanden na de moord op Kapodistrias besloten de grootmachten Griekenland van een buitenlandse koning te voorzien. Maar het mocht niemand zijn die banden had met Engeland, Rusland of Frankrijk.
Geen enkele regerende vorst wou zijn zoon in het Griekse hellegat voor de leeuwen gooien. En toch. Onze latere Leopold I van Saksen-Coburg-Gotha kwam op prospectie naar Athene. Maar hij vond het veredelde boerengat – vol Grieken verkleed als Turken en tyfus en cholera – maar niks.
Ook de zoon van Willem I, koning der Nederlanden, had er geen zin in. Ten slotte werd aan koning Ludwig I van Beieren gevraagd of zijn 17-jarige zoon Otto geen zin had. En die had niks in de pap te brokken en dus zin.
Hij werd officieel verwelkomd op 6 februari 1833. Maar eind 1835 verkaste hij al naar Athene. Zijn regering werd trouwens geen succes. Hij gedroeg zich als een autocraat, geflankeerd door een leger Beierse raadgevers, ambtenaren en militairen. En bovendien weigerde hij zich te ‘bekeren’ tot de orthodoxie.
Dat hij in 1843 alsnog een grondwet toestond, redde de boel niet. In 1862 pakte hij zijn biezen.
Nauplios en Palamedes en drie Fransen
Onder de plataan. Tijd voor een mezze met een ouzo, op z’n Grieks. Ondertussen leg ik uit waar de namen Nafplion en Palamidi vandaan komen. We duiken de mythologie in. Nauplios was een godenkind, de zoon van Poseidon en Amymone, een van de vijftig dochters van koning Danaos.
Die was met zijn oogappels op de loop gegaan naar Argos voor de vijftig zonen van zijn eigen broer Aigyptos, die inteelt op grote schaal wilden plegen. Danaos wordt koning van Argos en ten slotte komt er toch vrede en een trouwpartij, gevolgd door een bloedige huwelijksnacht.
In opdracht van hun vader steken 49 bruiden hun bruidegom tijdens de huwelijksnacht een priem door het hart. Hoe grondig ze zich daarna ook reinigen van hun bloedschuld in het nabijgelegen meer, ze zullen hun straf niet ontlopen. In de onderwereld mogen ze tot in der eeuwigheid proberen een bodemloos vat te vullen.
Voordien had een van hen, Amymone, wel Nauplios op de wereld gezet, de latere stichter van Nafplion, na een goddelijk bijslaapje met Poseidon. Die had een sater die de brave Amymone wou bespringen, verjaagd en daarna, met haar instemming, zelf diens huiswerk afgemaakt.
Palamedes was een zoon van Nauplios. Hij was een wijs man, de uitvinder van onder andere de maten en de weegschaal. Tijdens de lange oorlog om Troje leerde hij de Grieken schaken en dobbelen als tijdverdrijf. Hij was ook zo sluw geweest om Odysseus te doorzien, toen die voorwendde blind te zijn om niet mee naar Troje te moeten.
Maar toen Palamedes zijn zoontje voor de ploeg legde en hij abrupt stopte, was hij ontmaskerd. Zijn wraak was dodelijk. Tijdens de oorlog verstopte hij goud in Palamedes’ tent en beschuldigde hem van verraad, waarop de Grieken hem ombrachten.
We lopen weer langs de kade en bewonderen de baai en de kleurrijke bootjes. Langs de kade van de parking op het einde van de Bouboulinas ligt een reuzenjacht. Een super-de-luxe driemaster onder Britse vlag. Wij stappen iets verderop in een veredelde sloep voor een bezoekje aan het Bourtzi-eiland.
De Venetianen bouwden het fort in 1473 om samen met een reuzenketting de haven te bewaken. Op het water is het aangenaam koel, maar op het eilandje is het bloedheet. En na Palamidi is het minifort een afknapper. Maar ach, voor die paar euro’s. Terug aan wal, inspecteren we het monument voor de gevallen Franse filhellenen op het pleintje.
Op de voet van de obelisk uit 1903 staan de namen van generaal Fabvier, die gediend had onder Napoleon en in 1826 het beleg van Athene leidde; van maarschalk Maison, die ook onder Napoleon gediend had en minister van Buitenlandse Zaken was geweest en admiraal de Rigny, die de Franse vloot leidde tijdens de slag bij Navarino in 1827.
Opmerkelijk is wel dat deze helden het er alle drie levend afbrachten. Op het pleintje ernaast staat het neoklassieke douanehuis uit het midden van de 19e eeuw. En dichterbij het water de witmarmeren Agios Nikolaos-kathedraal uit 1713. De bisschop van Myra was – en is – de patroon en de zeelieden, en dus werd zijn kerk verhuisd van binnen de muren naar de haven.
Maar nu verder. In de Pharmakopoulon, achter het museum, staan we voor de Panagitsa. Ze dateert uit de 15e eeuw. In haar huidige vorm van rond 1700: een witte gevel met een arcade van drie bogen. Daarachter een driebeukige basilica met buitengewoon mooie, vergulde iconostase en bisschopstroon. De toren dateert uit 1907.
De kerk is niet alleen gewijd aan de Maagd Maria, maar ook de schutspatroon van de stad wordt er vereerd: de martelaar-heilige Anastasios. In het jaar 1655 werd de man door een woeste menigte moslims gelyncht – met knuppels doodgeslagen en met messen doorkerfd – omdat hij zich niet tot de islam wilde bekeren.
De olijfboom naast de kerk geeft de plaats aan waar het gebeurde. Ieder jaar, op 1 februari, wordt zijn zilveren icoon in processie door de straten gedragen. Genoeg gewerkt voor vandaag, avondeten. Deze keer wordt het kalamari en lamskoteletjes met een fles Nemea, ‘het bloed van Herakles’.
Verwijzend naar het plaatsje in de buurt waar de held afrekende met een woeste leeuw, als een van zijn twaalf werken.
Over Italianen en naar Tolo
Het is zondag. Lekker uitslapen van de vermoeiende dag voordien en dan een riant ontbijt. Uit het gesprek van twee Italianen maak ik op dat er om elf uur een katholieke misviering is in de kerk van de Transfiguratie vlakbij. Op het pleintje voor de Agios Spyridon de steile, eindeloze trap op en we zijn er.
De Grieken noemden de kerk ook Frangoklisia, omdat ze werd gebouwd in de Frankentijd, waarschijnlijk in 1394, in opdracht van de Italiaanse hertog van Athene, die ook de baas was in Nafplion. Later diende ze de Turken als moskee, tot Morosini op het toneel verscheen.
In 1839 schonk Otto ze aan de katholieken voor de bijdrage van hun duizenden vrijwilligers in de onafhankelijkheidsoorlog. Aanvankelijk maakte ze deel uit van een nonnenklooster. Boven het altaar prijkt een kopie van Rafaëls Sacra Famiglia. Het is erg warm in de kleine kerk, ook al staat de deur open. Ze zit vol Italianen en een paar Fransen. En een pak lawaaierige kinderen.
Ik stoor mij aan het feit dat de Italianen er een operettevertoning van maken. Natuurlijk zullen zij de lector leveren. Natuurlijk zullen zij de teksten voorlezen, afwisselend eerst in het Italiaans, daarna in geradbraakt Engels. En voortdurend gaan ze op de knieën, zelfs op de vloer, en voortdurend slaan ze kruistekens, alsof het einde der tijden nabij is.
Dat de mis in het Latijn is, stoort mij niet. Hoe lang is dat niet geleden. Eindelijk het Ite missa est. We laten alle zwetende lijven passeren en blijven als laatsten achter. Nu kunnen we ongestoord de ‘Boog van Touret’ bestuderen. De houten ereboog rond de ingang werd in 1841 besteld door de Franse majoor Touret.
Er staan de namen op van 280 filhellenen met plaats en datum van overlijden. Er zijn een paar interessante figuren bij. Zoals Lord Byron, de Engelse dichter die stierf in Missolonghi, in 1824, en zijn lijfarts dokter Bruno, en zijn schoonbroer en boezemvriend, de Italiaanse graaf Pietro Gamba.
Verder ook een neef van Napoleon en twee Belgen. Een zekere Delannoy, die in juli 1824 omkwam op het eiland Andros en ene Rudolf Huismans uit Heusden. En ook één Nederlander. Kort na de middag nemen we de bus naar het vissersdorpje Tolo, twaalf kilometer van Nafplion.
Het pittoreske plaatsje wordt al vermeld door Homeros in zijn lijst met stadsstaten en -staatjes die schepen leverden voor Troje. Eerst gaan we de familie Skalidis begroeten, oude bekenden, in hun twee hotels langs de Bouboulinas (kijk!). Het weerzien wordt één lange knuffelronde. Dan een traktatie en bijpraten.
Daarna wandelen we blootsvoets door het water naar het schilderachtige haventje en terug. En daarna installeren we ons aan een tafeltje met de voeten in het water voor een paar uur genieten bij mezze en witte Boutari. Het uitzicht over de baai is onbeschrijfelijk. Ik probeer het dan ook niet. De hemel op aarde.
Ik stel mij de Venetiaanse vloot van Morosini voor die hier voor anker lag in de zomer van 1686. Ze moet omzeggens de hele baai gevuld hebben. Van hieruit viel hij met het landleger onder de Zweedse veldmaarschalk Königsmarck Nafplion aan te land en ter zee. De Turken waren geen partij.
Hij gaf de opdracht de stad zwaar te versterken, onder andere met de Palamidivesting, en trok verder. Zijn opdracht was de hele Peloponnesos te heroveren. In augustus 1687 is dat een feit. In Venetië krijgt hij een borstbeeld in het Dogenpaleis met het epitheton ‘Peloponnesiacus’.
Nadat hij ook Athene veroverd heeft – en het Parthenon kapotgeschoten – wordt hij ‘bij verstek’ met unanimiteit van stemmen tot doge gekozen. Maar hij blijft op post tot in 1689, wanneer hij ziek en uitgeput terug moet naar Venetië.
Vier jaar later probeert hij het opnieuw, maar wordt weer zwaar ziek en sterft in zijn geliefde Nafplion. Hij krijgt een officiële uitvaart in de Agios Georgios en zijn overblijfselen worden naar Venetië overgebracht en begraven in de San Stefano-kerk.
Naar huis
Op de bus naar Nafplion breek ik er mij het hoofd over waarom er van hem geen enkel gedenkteken staat in Nafplion. Misschien moet ik wel eens naar de burgemeester schrijven. We brengen die avond door onder onze plataan en maken er een feest van.
We eten en drinken zo veel dat ik niet meer weet wat allemaal. Het is onze laatste avond. Morgen brengt good old Georgios ons met zijn taxi terug naar de luchthaven. Maar eerst zullen we nog uitgebreid afscheid nemen van Takis en Maria. Met frappés en ouzo. En olijven.
Een hele brok geschiedenis