De Dood in het Noorden | Deel 1 – Charisteas en Lord Byron
Zondagavond 4 juli 2004. Mijn vrouw Lieve en ik, haar broer Frank en zijn vrouw Greet, we zitten aan een van de lange schragentafels onder een van de grote tenten op de kade van het havenstadje Preveza.
Er is veel lawaai en een drukte van jewelste. Op een groot scherm spelen de Grieken tegen Portugal. Op de 57e minuut scoort Charisteas het winnende doelpunt. Alle tafels in alle tenten springen recht.
Kletterend vliegen de glazen en borden aan scherven op de grond. Roepen, springen, dansen, zwaaien, de Grieken zijn uitzinnig. Ze zijn Europees kampioen.
De rest van de nacht rijden ze toeterend heen en weer over de dijk, zittend op de daken en de motorkappen van hun auto’s en hangend uit de ramen.
Van oost naar west
We logeren in hotel Tolo I van onze vriend Dimitris Skalidis. We waren er eergisteren in de bar getuige van hoe de Grieken Tsjechië versloegen in de halve finale. Ook toen werd iedereen hysterisch.
De volgende morgen vertrokken we voor een lange tocht naar het uiterste noordwesten, naar de Prespa-meren. We rondden de baai van Nafplion tot in Myli. En nu we er toch waren, stopten we nog eens bij de site van het prehistorische Lerna.
Weer geen enkele auto op de parking. Niet spectaculair genoeg blijkbaar, die opgravingen. Het tweede van zijn twaalf werken dat Herakles hier verrichtte, was nochtans wel spectaculair. Hij hakte de koppen af van de Hydra, een watermonster.
En zijn neef Lolaos schroeide de wonden dicht, of ze groeiden dubbel weer aan. De magoula (nederzettingsheuvel) werd bewoond van het vroege neolithicum (ca. 6.000 v.Ch.) tot in de proto-geometrische tijd (ca.1.000 v.Ch.).
Een 800-tal bewoners woonde er in 150 huizen en leefde van jacht, landbouw, veeteelt en visvangst.
Hierna trokken we de bergpas tussen de Ktenias en de Partheni over, de nomos Arkadia in, richting Tripoli.
Onder de Turken was Tripoli de hoofdstad van de Morea en de zetel van de Pasja. Logisch dat ze, na het uitbreken van de onafhankelijkheidsstrijd, het eerste doelwit werd van de opstandelingen.
Kolokotronis veroverde stad in september 1821, na een belegering van zes maanden. Hij kon of wou niet voorkomen dat de 10.000 Turkse inwoners werden afgeslacht. ‘De lijken lagen zo dik,’ schrijft hij in zijn memoires, ‘dat de hoeven van mijn paard het maaiveld niet raakten.’
En hiermee is de teneur gezet van het eerste deel van onze Psarades-reis. Er zal nog véél, héél veel oorlogsgeweld en gruwel volgen.
Van Tripoli ging het naar Megalopoli. De rookpluim van de hydro-elektrische centrale zie je van mijlenver. De stad werd gesticht door de Thebaanse generaal Epameinondas na zijn overwinning op de Spartanen in 371 v.C.
Om hen in het oog te houden. Van Megalopoli verder naar Kalo Nero (Zwart Water) aan de westkust. En zo waren we de hele Peloponnesos overgestoken.
We volgden de kustweg E55 naar Pirgos en Patras. Zo’n 20 kilometer voor Patras sloegen we linksaf naar Kato Achaia. We sliepen er in Hotel Pavlina Beach, prachtig gelegen, vlak bij het strand.
Een nieuwe brug en Lepanto
En nu terug naar vandaag, zondag 4 juli. We dachten deze morgen over de nieuwe brug te kunnen rijden naar de andere kant van de Korinthische Golf, maar het werd toch weer de veerboot.
Het kunstwerk – want dat is ze – werd maar ingehuldigd op 7 augustus, net voor de start van de Olympische Zomerspelen. Even terzijde: prijs 630.000.000 euro. Maar het is dan ook een technisch meesterwerk.
Ze kan aardbevingen verdragen tot 7 op de schaal van Richter. En ze zou earthquake proof zijn voor een periode van 2.000 jaar. Ze kan windsnelheden trotseren tot 265 km/u.
En een horizontale impact van 28.000 ton, d.w.z. een aanvaring door een tanker met een capaciteit van 180.000 ton.
En hier, bij de ingang van de Golf van Korinthe, begint ons verhaal van bloed en tranen. Op 7 oktober 1571 werd hier de Slag bij Lepanto uitgevochten: 24.000 dode Turken, 7.500 dode christenen.
Deze zeeslag was een van de grootste uit de wereldgeschiedenis. Een vloot van 206 schepen van de christelijke Heilige Liga stond tegenover een vloot van 328 Turkse schepen.
De Spanjaard Miguel Cervantes, schrijver van Don Quichote, vocht mee en hield er een verlamde linkerarm aan over.
Door de overwinning van de westerse alliantie werd de islamitische dreiging voor Europa voorlopig afgewend.
Lord Byron
Onze eerste stop aan de overkant is Missolonghi. Op 19 april 1824 stierf hier de beroemde Engelse dichter Lord Byron. Hij was naar Griekenland gekomen om de Grieken te steunen in hun strijd tegen de Turken.
Maar hij stierf op een weinig heldhaftige manier door de ziekte van Lyme, veroorzaakt door tekenbeten van zijn honden.’ We bezoeken het Heldenpark en maken foto’s van zijn enorme standbeeld.
Twee jaar later, na een belegering van een jaar, wagen 9.000 wanhopige Grieken een uitbraak. De achterblijvers blazen zichzelf op in het kruitmagazijn, voor de ogen van de Turken.
De vluchtpoging eindigt in een slachting: amper 1.800 van hen bereiken Amfissa, bij Delphi.
In een klein café drinken we iets tussen de plaatselijke Grieken en het geanimeerd gebarengesprek, met tussendoor een paar woorden Engels, gaat uiteraard over de finale van deze avond. De Portugezen moeten eraan.
Drie zeeslagen
En dat is dus gisteren gebeurd. Deze morgen gaat het verder noordwaarts, half uitgeslapen. Mijn reisgids komt op de proppen met nog maar een historische zeeslag. Net buiten Preveza, op 28 september 1538.
Net buiten de Ambrakische Golf raken twee vloten slaags. De vloot van de christelijke Heilige Liga (300 schepen) en de Ottomaanse vloot (122 schepen).
De strijd is ’s avonds verre van beslist, maar toch – ondanks hun numeriek overwicht – trekt de banghartige Venetiaanse admiraal zijn vloot de volgende morgen terug. Deze slag is het voorspel van Lepanto, in oktober 1571.
Een tiental kilometer verder houden we halt bij de ruïnes van het antieke Nikepolis. We moeten terug naar 2 september 31 v.Ch., en naar de Romeinen. En nog maar een zeeslag.
Wanneer Marcus Antonius in Egypte zijn vrouw, de zuster van Octavianus (de latere keizer Augustus) verstoot voor Cleopatra, is de maat voor deze laatste vol. De strijd wordt beslecht op neutraal terrein, hier in Griekenland.
Antonius heeft zware schepen, maar te weinig bemanning door een malaria-epidemie. Octavianus heeft lichtere en meer wendbare schepen en goed getrainde bemanningen.
Tijdens de slag laten Antonius en Cleopatra hun manschappen in de steek en vluchten terug naar Egypte. Wanneer Octavianus hen daar het jaar daarop opjaagt, plegen ze allebei zelfmoord.
Peta en Zalongo
En nu terug naar de 19e eeuw. We rijden landinwaarts naar Peta, een paar kilometer van Arta. We zijn 16 juli 1822, het tweede jaar van de Griekse Onafhankelijkheidsoorlog.
De Grieken willen geen gezamenlijke strijdmacht vormen met de philhellenen, en dus betrekken beide legers stellingen op een afzonderlijke heuvelflank.
De Griekse verrader Bakolas heeft het op een akkoord gegooid met de Albanezen en trekt zich terug, wanneer de strijd begint. 68 Duitse, Poolse, Zwitserse, Franse en Italiaanse philhellenen worden afgeslacht en hun hoofden afgehakt.
We rijden terug naar de kustweg en nemen de afslag naar het bergdorpje Zalongo. Naar het witte monument op de heuveltop, met de grote (12,5 meter) beelden van gestileerde vrouwenfiguren.
Ali Pasja, de wrede moslimkrijgsheer uit Albanië, regeert het land te vuur en te zwaard en steekt de zware belastingen die hij moet innen, in eigen zak. Hij heeft de mannelijke bevolking van het dorp Souli uitgemoord en gaat nu achter de (gewapende) vrouwen en kinderen aan.
Die willen het klooster waarnaar ze gevlucht zijn, sparen en verschansen zich op de top van deze rots. En daar plegen ze zelfmoord.
Ze dansen hun rituele dodendans, een droevig lied zingend, en werpen hun kinderen na iedere rondedans één voor één in de afgrond, en springen hen daarna één voor één achterna.
gruwelijk interessant verslag