De Dood in het Noorden | Deel 2 – Over de dood en de onderwereld
De onderwereld
40 kilometer langs de kustweg verder naar het noorden, tot in Mesopotamos. Plots roept mijn vrouw: ‘Kijk daar, ooievaars op die elektriciteitspalen!’
We stappen met z’n allen uit en maken foto’s. Niet vaal later staan we voor de delta van de Acheron, die naar de Styx stroomt, en naar veerman Charon, en naar Hades en Persephone. Middels een moeizame klauterpartij kijken we in de grotopening waarin de dodenrivier verdwijnt. Griezelig.
Daarna een praatje met een bunch Hollanders bij hun camper aan de oever van het meer. Ze weten niets van de mythische plek waar ze zich bevinden.
En dan naar het Nekromanteion (Orakel van de doden). Hier kwamen de oude Grieken om de zielen van hun overledenen te raadplegen.
Eerst onderging de pelgrim een aantal ceremoniën. Drie dagen en nachten in complete duisternis en totale stilte. Rituele baden en voedsel met hallucinerende werking.
Dan totaal gedesoriënteerd door het labyrint naar de offerplek (schapenbloed, melk en meel). Met een katrolsysteem werd een in het wit geklede priester (zogezegd de overledene) uit een lager gelegen ruimte opgetakeld en de orakelsessie kon beginnen.
Daarna weer een paar dagen met rituele baden om te bekomen en dan terug naar de levenden. Hij moest zwijgen op straffe des doods, maar veel wist hij er achteraf toch niet meer van.
Hiervan moeten we bekomen. We zoeken een kafeneion. Maar, o ramp, na de kampioenenviering van gisteren heeft de waard niks anders meer in huis dan halfwarme pepsi en ouzo. Ouzo dan maar, niettegenstaande de hitte.
Wat enthousiast heen-en-weer-gestuntel over de superprestatie van de vorige dag, en het eindigt met een soort verbroedering, alsof we elkaar al jaren kennen.
Naar Dodoni en de Zagori
Verder langs de kustweg naar Parga. Door de wirwar van straatjes dalen we af naar het prachtige op en top Griekse haventje met terrasjes en blauwe stoelen en tafeltjes. Eindelijk rust. Twee karaffen frisse retsina met tzatziki en tarama, en wat brood.
Meer moet dat niet zijn. Zalig! Maar ondertussen is het zo heet geworden dat Greet op weg naar de auto onwel wordt in de nauwe straatjes. Schaduw zoeken en bekomen.
Naar Dodoni nu, we doen er nog een orakel bij, het beroemdste na Delphi. Het Zeusorakel van het antieke Dodona. We hobbelen eindeloos lang oostwaarts over een onverharde autoweg-in-aanleg. Een paar kilometer van ons doel wordt Zeus plots woest.
Hij slingert ons felle bliksemschichten en oorverdovende donderslagen naar het hoofd, en plots begint het onbarmhartig te stortregenen. Geen sprake van om in dit ontij de site te bezoeken.
Tot bij de poort gereden, vliegensvlug de auto uit gesprongen, de bezoekuren ontcijferd, doorweekt de auto weer in en op zoek naar een onderkomen voor de nacht. 52 kilometer duurt de zoektocht, tot in Mesogouni, en daar rechtsaf naar de Zagori.
We willen een onderkomen in een pittoresk dorpje, daarom hebben we Ioannina links laten liggen. Samen met Dodoni, voor morgen.
Langs een smalle kronkelweg klimmen we 20 kilometer door een verlaten bergstreek tot in het onooglijke dorpje (een handvol natuurstenen blokhutten) Papingko, in de schaduw van de Mitsikeli (2.480 meter).
Einde van de tijd, einde van de beschaving, totale prehistorische stilte. Alleen het geluid van zacht stromend water en schuwe vogels. We vinden er een Zwitsers aandoend pensionnetje. Avondeten buiten en dan doodvermoeid onder de dekens.
Letterlijk, want het is er koud.
Zeusorakel
Maandagmorgen 5 juli. Zalig ontbijt buiten aan een houten tafel op een klare, frisse morgen. Deze plek gaan we nooit vergeten. En dan inpakken en wegwezen. Op weg naar het dal weer een kreet van Lieve. Pas op, een schildpad!
Op haar dooie gemakje steekt die de weg over. Verbaasd is ze gestopt in het midden. Even knuffelen en verder naar Dodona. Maar eerst nog een korte stop in Monodendri voor een inkijk in de voorwereldlijke Vikoskloof.
Dan een korte drankpauze en een spurt terug, want ik heb mijn fototoestel laten liggen. Oef!
Veel tijd hebben we niet. Iets te lang geslapen. Zeus orakelde hier in Dodona via de heilige duiven van zijn eega, het ruisen van zijn eigen eikeboom en de klink-klank van de offerketels opgehangen in diezelfde eik.
Jason, de man van het Gulden Vlies, heeft het geweten. Nadat Medea zijn kinderen had vermoord en hij jarenlang buiten zinnen van verdriet had rondgetrokken, ging hij uitrusten onder de boeg van zijn oude Argo.
Een eiken balk, hout van de heilige boom in Dodona, kwam los en viel op zijn kop. Dood. Het bezoek is vlug voorbij.
Buiten een vervallen theater onder restauratie, de povere resten van vijf tempels en een vroegchristelijke basilica, en een nep heilige eik, is er niet veel te zien.
Op bezoek bij Ali Pasja in Ioaninna
En nu is het tijd voor een blitsbezoek aan Ioannina, want we moeten voor de avond valt, in Psarades zijn, aan het einde van de Griekse wereld.
Een goeie 20 kilometer is het maar en we zitten iets te drinken op een terras aan het Pamvotismeer. Zalig die waterhoentjes en eendjes die drijven en af en toe kopje onder gaan.
Onzalig in de hoogste graad de rotbeat uit die miniluidsprekers onder het dekzeil van het dak.
We maken alleen tijd om even door het Phrourion te lopen, de oude vesting. En we maken geen tijd om het Nissi-eilandje te bezoeken, waar de wrede despoot Ali Pasja, de leeuw van Ioannina, het leven liet.
Vooraf had ik over de man zijn buitenaardse wreedheid al een en ander gelezen. Een paar harde feiten.
Tijdens de afwezigheid van haar man heeft de mooie adellijke Kyra Phrossini een affaire met de zoon van Ali Pasja.
Op 11 januari 1800 geeft die de opdracht haar, samen met 16 andere vrouwen van zijn harem, in een zak te naaien en ’s nachts in het meer te verdrinken. De beschuldiging is: eerloosheid.
In oktober 1798 verovert Ali Pasja Preveza, dat onder meer verdedigd wordt door 280 Franse grenadiers. Hij slacht het grootste deel van bevolking af.
En de Franse gevangenen moeten met een scheermes de hoofden van hun dode landgenoten villen. De maskers worden gepekeld. Wie weigert, wordt de kop ingeslagen.
De handen van de gevangen Prevezanen worden op hun rug gebonden, ze worden in boten gepropt en naar een eiland in de Golf van Arta gebracht. Daar worden de 400 afgeslacht als beesten. Hun hoofden worden daarna in triomf door Ioannina gedragen.
’s Mans eigen dood was navenant. Uiteindelijk vindt de sultan in Constantinopel het welletjes en hij stuurt een leger op zijn criminele vazal af.
Na 18 maanden beleg valt Ioannina. Ali Pasja vlucht naar een klooster op het eilandje Nissi in het Pamvotismeer. Hij wil zelfmoord plegen door zichzelf op te blazen.
Maar terwijl de lont brandt, wordt hij dwars door het plafond doodgeschoten. Zijn kop wordt te paard naar Constantinopel overgebracht.
ergens in het verslag moest ik even lachen ( de passage met het onweer van Zeus), nadien overmande me de gruwel weer. Heel realistisch beschreven…