De Dood in het Noorden | Deel 4 – Naar Thessaloniki
Zomer 2005. We logeren, als gewoonlijk, bij onze vrienden in Tolo. Vorig jaar hebben we van daaruit het westen van het Griekse vasteland verkend, met Psarades als paradijselijk hoogtepunt. Nu is het de beurt aan het oosten. Ons einddoel is Thessaloniki, ook weer in het noorden. Greet en Frank zijn er niet bij. Wij met ons tweeën.
Nemea is onze opener. Maar vermits dat het programma van onze eerste dag zou overladen, hebben we besloten het weinig bezochte Nemea de dag voor ons eigenlijke vertrek te bezoeken. Dat is op zondag 3 juli. Vanuit Tolo is het amper drie kwartier rijden.
Het plaatsje Nemea zelf heeft vooral te maken met krachpatser Herakles. Hier verrichtte hij het eerste van zijn twaalf werken. De streek werd toendertijd geteisterd door een onkwetsbare leeuw. Herakles wurgde het beest met de blote hand.
Deze tour de force kostte hem wel een duim. De stichtingsmythe van de Nemeïsche Spelen (één van de vier Panhelleense Spelen in Griekenland, samen met de Olympische, de Pythische en de Korinthische Spelen) heeft echter alles te maken met baby-heros Opheltes.
De kindermeid van de koning legde de kleine prins effen neer in het gras en die werd stante pede gebeten door een stoute slang en stierf. Ter ere van hem werden (lijk)spelen georganiseerd om de goden te sussen.
Het Zeusheiligdom bevatte een Zeustempel (ca. 330 v.Ch.), een heilig bos, negen ontmoetingscentra voor welgestelde bezoekers van bepaalde stadstaten aan de Spelen, een hotel voor de rijken en een groot badcomplex. De tienduizenden bezoekers aan de Spelen kwamen uit de hele toenmalige Griekse wereld en het gewone volk verbleef in tenten, die ze opsloegen in de vlakte. Het museum is meer dan de moeite waard.
Het eigenlijke stadion ligt een paar honderd meter verder. Je kan er nog in de kleedkamer gaan staan en vandaar door een overwelfde gang (crypte), zoals de atleten destijds, naar het stadion lopen. Dat is zo goed bewaard, dat de Spelen nog ieder jaar gehouden worden. Je kan je ervoor inschrijven. Uniek is de startprocedure om valse starts te voorkomen.
We pakken dus in op maandagmorgen 4 juli. We laten Korinthe links liggen en stomen op richting Athene. Maar daar moeten we niet zijn. Onze eerste bestemming is het Demeterheiligdom van Eleusis, het huidige Elefsina. Ik wil er allang naartoe, maar nu zal het gebeuren.
Op de Griekse Agora in Athene heb ik menige keer bij het Eleusinion gestaan, het heiligdom vanwaar de processie naar Eleusis vertrok. En op de Kerameikos bij de Heilige Poort, waarlangs ze de stad verliet voor de 22 kilometer lange voettocht naar het heiligdom.
Het heiligdom was gewijd aan Demeter, een zus van Zeus. Haar dochter Persephone (Kore) werd ontvoerd door hun broer Hades, vorst van de onderwereld. Demeter gaat op zoek naar haar dochter en belandt aan het hof van de koning van Eleusis.
Na een paar serieuze misverstanden komt alles toch weer goed, en uit dankbaarheid voor de gastvrijheid haar geboden schenkt Demeter de koningszoon een korenaar en draagt hem op zijn volk de landbouw te leren. Ze is niet voor niets de godin van de vruchtbaarheid.
Ter ere van haar zijn de Eleusische Mysteriën ontstaan, een mysteriegodsdienst. De ingewijden wordt het eeuwige leven beloofd. Zoals de dode graankorrel weer opschiet. De Grote Mysteriën werden gevierd in augustus/december. Als de processie met inwijdelingen uit Athene in Eleusis arriveert, beginnen ze aan een programma van negen dagen.
De hoofdviering heeft plaats op dag zeven en acht. Wat er juist gebeurde, is een geheim, want de ‘mystes’ had zwijgplicht op straffe des doods. Het bezoek is ongemeen interessant, vind ik. Hopelijk is ons nu ook het eeuwige leven beschoren.
We rijden niet naar Athene, maar pakken de doorsteek naar Thiva, het antieke Thebe. Een levensgevaarlijke, smalle en bochtige weg, vol zware, niets ontziende vrachtwagens. 51 kilometer lang voor je leven vrezen, want er gebeuren jaarlijks veel dodelijke ongevallen.
Griekse chauffeurs zijn kamikazes, dat is geweten. Maar we rekenen op onze beschermheilige Demeter. En we brengen het er inderdaad levend af. Van de antieke stad Thebe zijn, bij wijze van spreken, maar een paar stenen bewaard. Alexander de Grote liet ze in 335 v.Ch. met de grond gelijk maken. Dus, geen tijd te verliezen, op naar de autosnelweg Athene-Thessaloniki, nog 421 kilometer E75.
Tussen Kamena Vourla en Lamia, aan de Golf van Malia, ligt een historische plek. De Thermopylae of Warme Poorten. Hier moeten we afstappen, de geschiedenis zou het ons nooit vergeven. Langs de kant van de weg staat het enorme bronzen beeld van de man die zijn naam aan de lekkerste pralines gaf, Leonidas.
Schild in de linkerhand, speer in de rechter en Korinthische helm op zijn kop. Deze beroemde koning van Sparta was met 7.000 man, waaronder 300 Spartiaten (keurtroepen), naar hier afgezakt – vandaag de dag via autoweg 396 kilometer! – om de Perzen af te stoppen.
Hij slaagde erin, maar liet het leven samen met zijn ‘300’. We steken de weg over om het heuveltje te beklimmen waar ze hun last stand hielden. Er ligt een steen met de tekst van vroeger: ‘Vreemdeling, meld de Spartanen dat wij hier liggen, omdat wij gehoorzaamden aan hun bevelen.’
Via Lamia naar Larissa, passeren we ter hoogte van de havenstad Volos (het prehistorische Iolkos), de ’toegangspoort’ tot het schiereiland Pilion. In mythische tijden de thuis van de Kentauren of Paardmensen. Vanuit Volos vertrok toen ook Jason naar Kolchis, aan de andere kant van de Zwarte Zee, om er het Gulden Vlies terug te halen. Hij slaagde erin met de hulp van de tovenares Medeia.
Terug thuis trouwde hij met haar, en bedroog haar met de koningsdochter van Korinthe. Ze nam wraak en vermoordde hun twee zoontjes, waarop ze naar Athene vluchtte. Een moeder die haar kinderen doodt, heet daarom nog altijd ‘een medeia’.
25 kilometer voorbij Larissa rijden we door een enge kloof met aan weerszijden hemelhoge rotswanden, het Tempe-dal. Ze is acht kilometer lang en er is amper plaats voor de autoweg en de rivier de Pinios. Volgens de oude Grieken was de kloof door de zeegod Poseidon gemaakt om het water van de rivier naar zee te laten stromen.
Ze beschouwden het dal als een heilige plaats, omdat Apollo zich in het water van de Pinios van zijn bloedschuld had gereinigd, nadat hij in Delphi de slang Python, die er het heiligdom van Gaia bewaakte, had gedood. Hier wou hij zich ook vergrijpen aan de nimf Daphne, maar haar vader dwarsboomde zijn plan door haar op de valreep te veranderen in een laurierstruik. Sindsdien is die aan Apollo gewijd.
Dit is de historische plek, als enige verbindingsweg van enige omvang, waar de Grieken in 480 v.Ch. de Perzische invasie van Xerxes dachten te stoppen. Maar toen bleek dat er landinwaarts nog een doorgang was, zagen ze van dat plan af en kozen ze verder zuidwaarts voor Thermopylae, waar Leonidas met zijn ‘300’ zou sterven.
En dan doemt aan onze linkerkant het bergmassief van de Olympos op, waar Zeus en de Olympische goden resideerden op nectar en ambrozijn. Voor stervelingen onbereikbaar, de hoogste toppen meer dan 2.900 meter.
Goddelijk verhaal. Ik kijk er naar uit om aan hand van je verslag de trip te ondernemen.
Beste Manja,
Dank je voor je positieve reactie.
Hugo