KLABING IN KRAKAU
Eenmaal aangekomen in het hotel zet ik het op een lopen naar de Rynek, waar ik in de Mariakerk heb afgesproken met de vrouw van mijn leven. Ik ben nog een beetje in shock van het bezoek aan Auschwitz en wil haar zo snel mogelijk zien. We zouden elkaar rond 17u00 treffen voor het altaar van Veit Stoss.
Lichte paniek: ze is er niet en ze is onbereikbaar want ze neemt haar gsm nooit mee op vakantie. De zeldzame keren dat ze haar gsm wel meeneemt, vergeet ze de lader. Op deze situatie heb ik gelukkig geanticipeerd en automatisch treedt plan B in werking.
Dit houdt in dat we elkaar zullen terugvinden om 18u00 in het vlakbij gelegen Restaurant Szara.
Het is te laat om naar de top van de Mariakerk te gaan. Het uitzicht daar zou adembenemend zijn, maar de trappenhal is al afgesloten. Om de zoveel tijd verschijnt er ergens bovenin de kerk een torenblazer aan een raam om een onvolledig deuntje trompet te blazen.
Lang geleden gebeurde dit onbedoeld, toen een vijandelijke pijl de keel van de torenblazer doorboorde. Meteen gaan alle minuscule kopjes op de Rynek de hoogte in wanneer de trompet begint te schallen, maar alvorens de meesten hem gelokaliseerd hebben, is de blazer alweer weg.
Ik heb nog een dik kwartier en ga dan maar weer de kerk binnen om het altaar van Veit Stoss wat beter te bekijken. Het is gigantisch: 11 meter breed en 13 meter hoog! Krakau bestelde dit kunstwerk in de 15de eeuw en besteedde er meer dan een jaarbudget aan.
We schuiven onze beentjes onder tafel in een prachtig vertrek van het restaurant en zijn al zo goed geïntegreerd dat we gelijk een vodka bestellen als aperitief. A bottle? – vraagt de tot dan toe zeer formele dienster. Restaurant Szara ligt op de Rynek Glowny nummer 6, naast de Zara, en wordt beschouwd als één van de betere restaurants van de stad.
Het interieur, met een prachtig gotisch plafond, is indrukwekkend en het eten inderdaad meer dan ok. Als voorgerecht bestellen we Råraka, een krokante aardappelcake, met rode caviaar, zure room en rode uien. De tafel wordt gevuld met preitjes, wortels, witloof, brood, fleur de sel de Camargue, balsamico-azijn, olijfolie, peper, zout en we laten een fles Chablis aanrukken.
Een mens leeft maar één keer en G. vertoeft vandaag al wat langer in die mindset. Ze is gaan lunchen en wellnessen in het hotel en is de betere kapperszaak binnengestormd met de openingszin ’my hair: totally destroyed’ (van de regen).
Alleen het allerbeste is goed genoeg voor deze gave huid en voluminueze haarsnit. Voor het hoofdgerecht kiezen we gravlax met een dille bechamelsaus, een Scandinavisch zalmgerecht. De eindafrekening bedraagt 148 zloty’s, niet eens veertig euro.
Ik ben sowieso al vrij snel lyrisch, dus je moet niet vragen hoe vrolijk ik me maakte over deze prijs-kwaliteitverhouding. Dat bleek achteraf een vergissing, de dienster had zich redelijk hard misrekend. Maar wanneer ik tot dat inzicht kom staan we al te gapen naar een groepje breakdancers op de Rynek.
Ze brengen hun allerindividueelste expressie van Dirty Dancing. Ooit zal ik ontslagen worden op mijn werk en dan doe ik gewoon hetzelfde op de Meir, nog steeds de drukst bezochte winkelstraat van de Benelux, blijkens de passantentellingenrapporten. Het geld zal binnenstromen en ik neem personeel in dienst om het te tellen.
Wanneer de duisternis over Krakau valt zet ik me schrap voor de laatste avond in deze wonderbaarlijke stad. Zoals dat wel vaker het geval is, wordt de laatste avond een bonte avond, want ik ga gezellig aan klabing doen met mezelf.
De gevatte lezer weet meteen dat klabing de Poolse tegenhanger is van clubbing en ik interpreteer dat dan weer als een kroegentocht. Mijn eerste halte heet Vis à Vis, een authentiek café op de Rynek. Een flamboyante vijftiger met een hoed en linnen kostuum komt een biertje drinken met een schoon kind waarop hij indruk wil maken door geschiedkundige praatjes te verkopen.
Het schoon kind is misschien wel een studente die hier opgezadeld zit met een ex van haar moeder die alvast even Krakau zal tonen in aanloop naar haar eerste academiejaar aan de Jagiellonische Universiteit. Hij kijkt naar de jonge versie van zijn vroeger lief en zij hangt aan zijn lippen.
Ze vertelt onnozeligheden en vraagt hem de linnen lappen stof van het lijf. Even overweeg ik om gezellig in te breken in hun gesprek, maar de excentrieke man is me voor en spreekt me aan in afgrijselijk Frans. Hij vertelt me dat de man die afgebeeld staat op de poster aan de muur een Poolse president was uit begin jaren twintig.
Ik gok zonder dat het een gok lijkt dat hij de tweede Poolse president was en de man in linnen is verbaasd. De huidige Poolse republiek is maar onafhankelijk sinds het einde van de eerste wereldoorlog, dus echt ver had ik er niet kunnen naastzitten.
Kwestie van te stoppen op een hoogtepunt reken ik meteen daarna af en betaal ongeveer twee euro voor een pint van het vat, hoewel het hier volgens mijn Nederlandse reisgids erg goedkoop is. Als een Nederlandse reisgids iets omschrijft als ’erg goedkoop’ dan verwacht ik me aan een prijsniveau dat rakelings in de buurt komt van he-le-maal gratis.
Ik moest terugdenken aan de Nederlander die mijn schoonvader aansprak in de Tsjechische versie van een Aldi, informerend naar de prijs van een blikje tv-worstjes. ’Nou man, wat is het hier hartstikke duur zeg!’ had hij even later de situatie samengevat.
Een redelijk mens verwacht dan dat ze je bijna geld toestoppen als ze boven de Moerdijk het begrip ’erg goedkoop’ bezigen. Soit, ik verplaats me naar de twee meter verder gelegen Harris Piano Jazz Bar en word op de trap naar de kelder bijna omvergelopen door een zenuwachtige jazz muzikante.
Na iets besteld te hebben aan de toog ga ik op een lage kruk zitten in de gezellige kelderruimte. Aangezien ik me niet overal zomaar kan mengen in de gesprekken van andere mensen begin ik enkele bedenkingen neer te pennen in mijn ultrageheim schriftje.
Net wanneer ik op dreef kom gaat het licht uit en begint er een fantastisch jazz-optreden. De zanger klinkt als een oude doorrookte zwarte en kan rekenen op de muzikale steun van een pianist, drummer, gitarist en een geweldige saxofonist.
Ik schrijf dit nu allemaal alsof ik verstand heb van muziek en meer bepaald jazz, maar de eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat dat niet strookt met de werkelijkheid. En toch was het allemaal bijzonder goed, zeker wanneer er plots enkele mensen uit het publiek rechtstaan die ook een trompet blijken bij te hebben.
Luid schallend banen ze zich een weg door de mensenmassa in de kelder naar voren in de richting van het podium om de andere muzikanten te vervoegen. Het was geweldig; dat had zelfs iemand met een eerder beperkte kennis van muziek, meer bepaald jazz, kunnen waarnemen.
Voor de volgende halte op mijn tocht moet ik me opnieuw slechts een paar meter verplaatsen. Pod Baranami, een excentrieke kelderbar, was vroeger de bekendste locatie voor literair cabaret en een trekpleister voor tegendraadse kunstenaars en intellectuelen.
In een kelderruimte even voorbij de toog staan enkele koppels uitgedost in kostuums van minstens tachtig jaar geleden tango of flamenco te dansen. Mijn eerder beperkte kennis van dansstijlen laat me niet toe het verschil tussen beide voor vermelde bewegingsvormen waar te nemen.
Na een dik kwartier heb ik het hier gehad en trek ik naar een ietwat verscholen adres nabij een straat die uitkomt op de andere kant van de Rynek. Het is tijd voor Nirvana, The Doors en andere kunstenaars waarmee ik wél erg vertrouwd ben en de Free Pub zal hen tot bij mij brengen.
Ook de Free Pub is een keldercafé, maar hier is het toch al meteen minder gezellig en terwijl Florence & the Machine door de luidsprekers galmt scoort Ronaldo op het grote scherm al na een half uur de openingsgoal tegen Sevilla.
Ik besluit om nog eens een ronde te doen in de straten die uitkomen op de Rynek en hun zijvertakkingen. Samen met een mensenzee loop ik eerst de Koningsweg af in noordelijke richting, tot bij de torens en de dikke muren die de oude stad omwallen.
Er is weer veel volk op de been en opnieuw bots ik op mooie gebouwen en prachtige pleintjes die opduiken achter iedere bocht of hoek.
En overal gezellige terrasjes, muziek, elegante restaurants, hippe eettenten, ondergrondse cafés, pittoreske hotels, jeugdherbergen: Krakau is alles tegelijkertijd. De stad is geraffineerd, bourgeois, verzorgd tot in de puntjes, ruim tegemoetkomend aan de hoogste horeca-vereisten enerzijds en jong, bruisend, hip, alternatief en eigenzinnig anderzijds.
Een kosmopolitische omelet van Barcelona, Praag, Parijs, Wenen en een vleugje Antwerpen om het geheel op smaak te brengen. Ik wandel langs de Planty naar ons hotel en ik ruik voor ik binnenga weer paardenstront. Een aantal koetsen houdt immers steeds halt voor de deuren van het hotel en dat is niet meteen bevorderlijk voor de buitenlucht.
Vijf sterren en de kakgeur krijg je er he-le-maal gratis bij. Om in schoonheid te eindigen verzilver ik mijn voucher voor een welkomstdrankje aan de bar.
Het wordt gebracht door een man in kostuum en is vergezeld van een zilveren schaaltje met groene pikkerige nootjes. Wat verderop doet een viertal zakenlui in de lederen zetels geforceerd familiair tegen elkaar. Nog één glas vodka, dan gaan we dansen op de grote markt.
Ons laatste royaal ontbijt wordt opgevrolijkt door een zeer luid pratend dik Duits koppel dat niet tegenover elkaar zit, maar twee tafeltjes in beslag nemend schuin over elkaar. Zo zijn ze wel, eenmaal ze een beetje voorbij Weiden in der Oberpfalz gereden hebben in hun Duitse klassewagen wanen ze zich nog steeds in het Unterland, meteen een vrijgeleide om ongegeneerd der Bauer uit te hangen.
Ik heb veel zin om die Pruisische papzak met zijn gezicht in de schaal warme ontbijtworstjes te duwen, hem luid toeschreeuwend dat hij godverdomme maar zeventig jaar eerder had moeten komen, maar ik houd het hoofd koel. Het zou zonde zijn van de worstjes en de bijbehorende tomatensaus.
Even later dalen we af naar het ultramoderne museum dat zich onder de Rynek bevindt. De binnenkomer zet meteen de toon. We moeten door een nevel wandelen waarop een soort documentaire geprojecteerd is.
Her en der staan interactieve touchscreens en overal zien we uitsnedes die 1.000 jaar Krakau blootleggen, zowel tegen de wanden als onder de glastegels waarop we stappen. Deze immense donkere ruimte moet het walhalla zijn voor archeologen.
En er is ook aan de kinderen gedacht in de vorm van een centrale speelruimte. Af en toe gaat er een luikje open en dan verschijnt een vuurspuwende draak waarna de meeste kinderen gillend achter hun ouders schuilen. Het is de draak die vroeger in een grot aan de Wawelburcht woonde.
Hij herleidde zijn vijanden tot een smeulend hoopje as, totdat de schoenmaker genaamd Krak een slim idee had. Hij offerde een met pek en zwavel gevuld schaap, waarna de draak ontplofte. Krak kreeg het statuut van held en de stad werd gelijk naar hem genoemd.
De Rynek Underground vergt teveel van mijn concentratievermogen en het kost me veel moeite om geïnteresseerd te kijken naar taferelen uit de middeleeuwen en gebruiksvoorwerpen van meer dan 500 jaar oud. Mede door deze uitstap kunnen we niet naar de Wawelburcht gaan en dat betekent voor de Polen zoveel als heiligschennis.
We zien de burcht, die gelegen op een plateau uittorent boven de oude stad, enkel vanuit onze hotelkamer. Een prachtig zicht dat meer verdiend had. Meer dan vier eeuwen lang was dit het adelaarsnest van de Poolse koningen, die er zich lieten kronen en begraven na hun regeerperiode.
Deze burcht met bijbehorende kathedraal is een nationaal symbool dat iedere Pool minstens één keer bezocht heeft. Laten we positief blijven en zeggen dat de Wawelburcht een zeer goede reden is om nog eens terug te keren naar Krakau.
Dan kunnen we meteen ook naar de Drakengrot, de Dame met de Hermelijn van Da Vinci, het Colllegium Maius en de vele andere parels die we gemist hebben. Ter afronding lopen we langs de Koningsweg in zuidelijke richting, tot aan de Petrus en Pauluskerk en de bijbehorende twaalf gigantische apostelen.
We kopen voor O. een Poolse voetbaloutfit – in de liefdevolle kleuren en beletterd met Lewandowski op de achterzijde. En dan scheuren we naar Tsjechië, gewapend met een schat aan verhalen en een fles bizonvodka. Iedereen moet voor zijn dood naar Krakau gaan. Anders dreigt men te sterven in armoede.
Krakau weer helemaal anders, leuk om te lezen
Tof geschreven. Krakau komt zeker op mijn lijstje “to visit”