Oh My God! Een bezoek aan het klooster van Hosios Loukas
Zelden zo’n aha-erlebnis beleefd als toen ik het klooster van Hosios Loukas (Gelukzalige Lukas) voor de eerste keer bezocht. Het wordt in architectonisch opzicht gezien als een van de mooiste Byzantijnse bouwwerken in Griekenland.
Het ligt daarenboven in een betoverende omgeving op de westflank van de Helikonberg (waar de muzen pleegden rond te dartelen), op zo’n 36 kilometer van Delphi. En – op een restauratie na als gevolg van een bombardement in 1943 – het is nog voor het grootste gedeelte zoals het was in het begin van de 12e eeuw.
Maar wie was die Lukas de kluizenaar, die hier de laatste jaren van zijn leven doorbracht? Hij werd geboren in het jaar 896 n.C. Zijn familie kwam van het eiland Aegina, en zijn ouders waren op de vlucht geslagen voor de Saracenen en zo in K astri, het huidige Delphi, beland.
Op zijn 14e werd hij monnik in Athene en later kluizenaar op verschillende plaatsen. Toen hij 50 was, streek hij hier neer. Spoedig trok hij volgelingen aan en met de steun van rijke bewonderaars begon hij met de bouw van de kerk gewijd aan de Heilige Barbara. De kerk was niet af bij zijn dood op 7 februari 953.
Hij zou de gave van de profetie gehad hebben en onder andere de herovering van Kreta op de Turken door de Byzantijnen voorspeld hebben. Wat gebeurde in 961. Hij zou ook zijn eigen dood voorspeld hebben. Tijdens zijn leven deed hij al wonderbaarlijke genezingen en spoedig na zijn overlijden werd de kerk een pelgrimsoord.
Dankzij schenkingen werd de Hagia Varvara afgemaakt. Later werd ze gewijd aan de Theotokos, de moeder Gods. In 1011 was de bouw van de tweede kerk, de hoofdkerk (het Katholikon), beëindigd. De kleine Panagia alleen kon de vloed van pelgrims niet meer slikken. Maar bouwen kost geld.
En dat werd gul geschonken door de Byzantijnse keizers uit dank voor de geslaagde profetie van hierboven. De kerk werd door Loukas’ volgelingen aan hem gewijd en het schrijn met zijn gebeente werd in de crypte ondergebracht.
En nu kunnen we aan onze rondgang beginnen. De cijfers tussen haakjes in de tekst verwijzen naar het grondplan. We betreden het kloosterdomein door het poortje (1) in de zuidelijke muur. Dit is niet de hoofdingang, die ligt in de noordoostelijke hoek (5a).
Aan je linkerkant staat de enige van de drie torens die het klooster rijk was. (2). Oorspronkelijk was er op het gelijkvloers een groot waterreservoir en op de enige verdieping een kerkje. Later werden er nog twee verdiepingen toegevoegd en werd het bouwwerk een verdedigingstoren.
Aan je rechterkant ligt de zwaar gerestaureerde refter (6) en daarachter liggen de ruïnes van het hospitaal uit de 17e eeuw (8). Rond het atrium (voorhof) liggen de oude cellen van de monniken (4a). Ze zijn klein en overdekt met een tongewelf, met aan de voorzijde een lage houten deur en een venstertje. Later werden er verdiepingen bovenop gebouwd.
Nog later werden er ook achteraan nog cellen bijgebouwd (4b). Tegenover de ingang van de grote kerk ligt een bron, met genezende kracht, werd beweerd. Vlakbij bouwde Loukas zijn eerste cel en legde hij een tuintje aan met kruiden. Op de eerste verdieping met cellen hangt een houten balk, waarop geslagen wordt om de monniken op te roepen.
Aan de oostzijde van het pleintje liggen de twee kerken. Maar daarover later meer. We zetten eerst onze wandeling buiten voort. We lopen onder de luchtbogen tussen het Katholikon en het refectorium door naar het achterplein. Onder je voeten ligt een grote ondergrondse watercisterne (3).
Een van de eerste gebouwen van het klooster (11e eeuw). Helemaal achteraan bevindt zich de massieve hoofdpoort (5a), tussen twee gebouwen. Aan de oostkant de stallingen (5c) voor de muilezels en aan de westkant de stookplaats of het calefactorium (5b).
Dat is een kleine vierkante ruimte waarin ’s winters onafgebroken een vuur brandde voor de kouwelijke monniken die terugkeerden van het werk buiten het klooster. De ruimte is nog altijd zwart berookt. We lopen even naar buiten, naar het kleine kerkhof in de tuin. Van hieruit heb je weer een fan-tas-tisch vergezicht! En geen menselijk wezen dat het landschap ontsiert.
Nu de hoofdbrok: de kleine en de grote kerk. We starten met de kleine en de oudste: de Panagia (10). Ze werd nog tijdens het leven van Hosios Loukas begonnen, in 946, dankzij de financiële hulp van de gouverneur van Thebe. Ze was af in 955, twee jaar na de dood van Loukas.
Eerst was ze gewijd aan de Heilige Barbara, maar na de bouw van het Katholikon aan de Heilige Maagd (Theotokos). Ze is het type van de Griekse kubuskerk (in de vorm van een kruis met vier gelijke armen). Aan de zuidwestkant werd ze geïncorporeerd in de grote kerk.
Het is zelfs moeilijk uit te maken welke muren tot welke kerk behoren. In de vloer zitten een aantal prachtige marmeren vloerstenen in champlevé (de uitgeboorde delen opgevuld met ingelegde stukjes steen).
Maar nu de hoofdkerk, het Katholikon (9). Zet je schrap, want dit is du jamais vu. Woorden schieten te kort. Hier is alleen de ‘beleving’ op zijn plaats. En foto’s. Eerst de zeer speciale buitenindruk. De gevels lijken wel te leven.
Door de afwisseling van gehouwen steen en baksteen; de kleurverschillen; de afwisseling van banden en vlakken met ronde en hoekige vormen; de verschillende diepteligging van de bouwelementen; de vensters met zuiltjes; de typisch Byzantijnse ruiten en de gebeeldhouwde borstweringen.
De kerk is een mooi voorbeeld van een centraalbouw. De basisvorm is een Grieks kruis (met vier gelijke armen) ingeschreven in een vierkant (vandaar ook: kruiskoepelkerk). Binnen domineert het centrale vierkant – overwelfd met een imposante koepel van 9 meter diameter op een ronde tamboer (I) – de hele kerk.
De oorspronkelijke mozaïek van de Christus Pantokrator (Christus en God de Vader, die over alles heerst, in één persoon) werd in 1553 vernietigd door een aardbeving en vervangen door een flauw fresco-afkooksel.
Aan de buitenkant is de koepel 16-zijdig, met 16 vensters. Binnen steunt hij op 8 pijlers. In de hoeken maken koepelvormige trompen (J,K,L en M) de overgang mogelijk van vierkant (via achthoek) naar de cirkelvorm van de koepel (de oplossing van een architectonisch probleem waar heel lang naar gezocht werd).
Aan de oostkant is er een brede altaar-ruimte (hiëron of bema Q) overwelfd door een kalot (1/4 van een bol) en afgesloten met een halfronde absis. Links en rechts van het bema bevinden zich de prothesis (R) en het diakonikon (S). Aan de drie zijden wordt de vierkante gebedsruimte omgeven door een omgang van kapellen, waardoor het totale bouwwerk omzeggens een vierkant grondvlak krijgt.
Zeer opvallend is het ongewone sfeereffect. De beperkte binnenruimte zou normaal een zware, beklemmende indruk moeten maken, maar dat is niet zo. Je hebt niet de indruk dat je in een kleine ruimte staat. Dat effect wordt bereikt door een aantal ‘truckjes’ of in vakjargon ‘vervluchtigingseffecten’.
Onder meer: de slanke zuilen en arcaden (vertikalisme), de open werking van de centrale ruimte, de zwevende indruk van de koepel (hij lijkt te rusten op een lichtband van dicht bijeen geplaatste vensters), het veelkleurige marmer, de op-glanzende goudmozaïeken en het getemperde licht door de albasten ruiten.
Al het moois opsommen wat hier te zien is, is onbegonnen werk. Toch stel ik jullie een aantal prachtige mozaïeken voor als teasers. Eerst en vooral in de narthex (voorhal,9 A,B en C ). Hier kun je je al een halfuur vergapen. En zelfs gaan zitten.
In het timpaan boven de ingang van de kerk kijkt een Christus Pantokrator met geopend evangelie je aan. Indien je deze mozaïek naar beneden zou projecteren, zou hij precies de hele deuropening vullen. Wat verwijst naar Johannes 10,9: ‘Ik ben de deur. Als iemand door Mij binnengaat, zal hij gered worden; hij zal in- en uitgaan en weide vinden.’
In de andere timpanen (boogvelden) zie je: de Kruisiging, de Voetwassing, 6 heilige vrouwen, 5 martelaars, keizer Constantijn, de ongelovige Thomas en de Nederdaling ter Helle (de Verrijzenis). En op de gewelfbogen staan de 12 apostelen afgebeeld.
In de kerk zelf dan. Oh my god! 210 voorstellingen. Niet zomaar kriskras, maar volgens een streng hiërarchisch iconografisch systeem. Aan de grondslag ervan ligt de opvatting van een ‘hemelse hiërarchie’ van de mysticus Dionysios de Areopagiet (de enige mannelijke bekeerling van Paulus in Athene, remember?).
De goddelijke sfeer is natuurlijk de hoogste sfeer: koepel, kalotten, absisgewelf en gewelven. Daaronder (maar nog altijd op de gewelven): de kerkelijke hiërarchie met kerkvaders, heiligen, martelaars, heilige monniken, kluizenaars en asceten.
Tussen beide niveaus in worden, als overgang van het goddelijke naar het menselijke, taferelen uitgebeeld uit het leven van Jezus. Deze ‘ordening’ is in geen enkele kerk in Constantinopel bewaard gebleven. Slechts in deze Hosios Loukas en 2 andere kerken in de ‘provincie’. Misschien is iemand van jullie er al geweest zonder het te beseffen: de Nea Moni op Chios en de kloosterkerk van Daphni bij Athene.
En nu gaan we mozaïeken kijken. En vermits je je veldbed niet bijhebt, moeten we een selectie maken. We beginnen aan de oostkant, het verst van de ingang. In de absis: Maria met Jezuskind op schoot. In de bolkap: Pinksteren of de Nederdaling van de H. Geest.
In het diakonikon: de 3 Hebreeuwse kinderen die door een engel gered worden van de marteldood in het vuur. In de trompen onder de koepel: de Geboorte, de Opdracht in de tempel, het Doopsel. De Blijde Boodschap is verdwenen. In de nissen onder de trompen: vier kerkvaders uit de 4e eeuw, waaronder Sinterklaas.
In de kapel links bij het binnenkomen: de Zalige Loukas himself. En voor het bema: de marmeren iconostase met iconen van Moeder Maria en Christus Pantokrator.
Is de moed je nog niet in de schoenen gezonken, dan kan je nog even mee naar de crypte (7). Heb je geen zin meer, niet zo erg, want er zijn niets dan fresco’s. De ingang ervan bevindt zich tussen de eerste twee luchtbogen van het Katholikon.
De crypte heeft de vorm van een Grieks kruis met in de hoeken vier kapellen. Ze bestaat uit 14 overwelfde secties. De fresco’s dateren uit dezelfde tijd als de mozaïeken in de bovenkerk: 1.000 – 1.025 n.C. Ze zijn onlangs mooi gereinigd door de archeologische dienst.
Onbeschadigd zijn onder andere bewaard gebleven: 9 evangelische scènes op de muren (Tenhemelopneming, Intrede in Jeruzalem, Voetwassing, Laatste Avondmaal, Kruisiging, Kruisafneming, Graflegging, Bezoek aan het graf, Ongelovige Thomas).
Verder 40 medaillons op de gewelven: 12 apostelen en 28 heiligen. En nog heel wat kleinere decoraties.
Last but not least. Tegen de linkermuur vind je de graftombe van de Zalige Lukas, met fresco. Maar, overdaad schaadt. Het is goed geweest. Ziezo, beste vrienden. Dit is een parel van Byzantijnse kunst waarvoor je zeker tijd moet maken als je naar Delphi gaat of van Delphi komt. Je zal je de confrontatie ter plekke niet beklagen. En neem dan vooral je tijd.