De kleine Sunda eilanden
Vanuit de lucht zien de kleine Sunda eilanden er veelbelovend uit, de eilandengroep die zich uitstrekt van Bali tot West Papoea, herbergt verbazingwekkende culturen, die gaan we nu ontdekken.
Wij landen op het eiland Flores in Maumere, de Portugezen noemden dit oostelijk deel van Nusa Tenggara de kaap der Bloemen, Flores dus.
De toeristenstroom naar Flores is nog vrij klein, daardoor is het eiland nog erg oorspronkelijk en authentiek gebleven.
We installeren ons langs de kust in een klein resort, een wandeling door het dorp Maumere wordt een leuke start van de dag.
Kriskras lopen we langs boten en schepen, verder flaneren wij door de kleine straten van Maumere, we lachen samen met de kinderen en hun ouders komen dan ook nieuwsgierig aan ons vragen waar we vandaan komen. Het is een superleuke dag.
We laten Maumere achter ons en trekken verder, de weg kronkelt door vele kleine dorpen waar kinderen maar ook volwassenen ons overal enthousiast onthalen.
In Sikka houden we halt, dit dorp staat bekend om zijn Ikat stoffen met uiteenlopende patronen.
In 1899 wijdde monsieur Le Cocq D’Armandville, een missionaris uit Normandië de enorme kerk van Sikka in. We bezoeken de kerk en nemen een kijkje op de markt met mooie stoffen.
Jopu, een klein stadje in Lioland, hier zien we de eerste huizen met strodaken. Een vermufte constructie met een piramidaal strodak trekt onze aandacht. We krijgen een rondleiding in het Adat huis of huis der voorvaderen.
In Moni bevindt zich de mooie Kelimutu lodge, onze uitvalsbasis voor de gelijknamige vulkaan.
Voor dag en dauw beginnen we aan de klim van de Kelimutu vulkaan, de berg der geesten. Aangekomen op de kam van de kraters liggen de 3 meren nog in het schemerdonker. Het zijn 3 gekleurde vlekken die zich geleidelijk laten zien, de meren zijn donkergroen, blauwgroen en licht grijs.
Wij hebben het koud maar dan komt de zon op en de sfeer is heerlijk bovenop de vulkaan.
De mensen van Lioland brengen regelmatig offers aan de kratermeren, zij zijn ervan overtuigd dat de zielen van jong gestorvenen, van ouderen maar ook van dieven en criminelen gehuisvest zijn in de bontgekleurde meren.
We trekken verder, de weg voert ons tot het dorp Saga, het dorp ligt tegen de helling van de vulkaan.
Een bezoek aan het dorp met zijn stro en bamboe huizen is overheerlijk, hier heerst nog de sfeer van weleer, de bewoners nodigen ons uit op de koffie.
De grafstenen in het dorp huisvesten de resten van de voorouders, jaarlijks vieren ze de overledenen met ceremonies. Vandaag is het communiefeest in Saga, de priester en de communicanten nodigen ons uit op het feest, een leuke ervaring voor ons. Wij staan op alle communiefoto’s van de kinderen, die zullen nog lang over ons napraten denken we.
We zetten de tocht verder en net voorbij het zwarte zandstrand ligt Wolotopo. Een enorme kerk overheerst het centrale plein, tegen de helling liggen zwermen huisjes dicht op elkaar gepakt. De kinderen leiden ons door deze wirwar van langwerpige huizen. Van het dorp Ende rijden we naar Bajawa, we doorkruisen namelijk het eiland van oost naar west.
Aan het Penggajawa strand beroemd om zijn wonderlijke blauw getinte kiezels, zien we de mensen aan het werk, de zee blijft onophoudelijk keien aanbrengen, die sorteren ze naargelang de grootte en de kleur. Alles wordt in balen opgeschept en uiteindelijk vinden al die keien hun weg naar het westen, ook in België kunnen we hen zien liggen.
Wij verplaatsen ons van dorp naar dorp, de meeste dorpen liggen in de schaduw van de vulkanen, verborgen in valleien of in dichte bossen. De fragiele schoonheid van deze streek doet ons genieten, wij houden vele stops en geraken niet uitgekeken op al het mooie van Flores. De grote Ebulolo vulkaan domineert het uitzicht langs de ganse route.
We bezoeken het dorp Wogo, geheel volgens de traditie staan 2 rijen bamboe huizen met strodaken aan weerszijden van een breed open terrein, waar ook de NGadhu of peo staan, dat zijn de rechtopstaande stenen die de ziel van de voorouders symboliseren.
In de streek is volop bamboe te vinden in allerlei variëteiten, de grootste soms wel 30 meter hoog, worden gebruikt als bouwmateriaal. Jaarlijks houden de mensen voorouderverenigingen, als hoogtepunt van de festiviteiten worden dan buffels en varkens geofferd.
Na het festijn zullen de horens van de buffels de voorgevel van de woning sieren.
Langs de weg staan kinderen in de rij, zij vullen jerrycans met water, want in hun dorp is er nog altijd geen stromend water.
Het pas wordt hobbeliger en wij bereiken het Ngada dorp Bena. Bena is zonder twijfel een van de mooiste dorpen van Ngada land. Het ligt op een met bomen begroeide heuvel en biedt een spectaculair uitzicht. Met het toenemende toerisme dreigt
Bena een soort levend museum te worden. Maar de bewoners blijven trouw aan hun traditionele levenswijze en de enige concessie aan de moderne tijd lijkt het speelveld te zijn naast de rechtopstaande stenen.
Op de weg naar Bajawa steelt de Inerie vulkaan de show, hij is 2250 meter hoog. Het is pas 10.00 uur als we een plaatselijke stokerij gaan bezichtigen. De arak die hier wordt gestookt is zeer sterk, hoeveel graden? Dat wist er blijkbaar niemand, het té vroege aperitief was dus té sterk.
De weg voert ons door het dichtbegroeide bergland van West Flores, het landschap varieert van weids, met spectaculaire uitzichten, tot op de toppen van de vele vulkanen. Het bergland rond Ruteng is dichtbegroeid, we zien het kratermeer Ranamese, het diepste meer van Flores.
Bij gebrek aan hotels logeren wij vandaag bij de nonnen, in het klooster van Santa Maria.
Om een ontbijt te krijgen moeten we ’s morgens eerst naar de mis met de nonnen en dat om zes uur ‘s morgens!!!
Bijzonder fotogeniek zijn de rijstvelden die in de vorm van spinnenwebben of lingko’s zijn aangelegd. We klimmen bovenop een heuvel om een goed overzicht te krijgen van dit fenomeen, het is echt raar en wondermooi.
De route naar de kust is druk bevolkt. Onderweg houden we dus diverse keren halt voor sublieme plaatjes. Wij logeren in Labuan Bajo in hotel Puri Sari. De stranden zijn nog niet ontwikkeld voor toeristen, wij wandelen en rusten wat en op het einde van de dag genieten we van een mooie zonsondergang.
Morgen zullen we inschepen voor een 2 daagse reis naar de eilanden Komodo en Rinca. Labuhan Bajo is de meest westelijke van de 3 havensteden van Flores. S ‘morgens vroeg bij dageraad ligt de haven erbij als een plaatje. Wij kunnen de houten boot zien liggen waarmee we straks vertrekken naar de eilanden Komodo en Rinca.
Eenmaal aan boord kiest de kapitein het zeegat, we zullen zo een 4tal uren varen om het eiland Komodo te bereiken.
De accommodatie is eenvoudig, toch genieten we volop vanop het dek van de omgeving, de blauwe zee en de vele kleine eilandjes.
Het Komodo nationaal park is in 1980 opgericht, wereldberoemd door de draakachtige komodo varanen, die alleen in dit park voorkomen.
Het park is 219000 hectaren groot en bestaat uit de eilanden Komodo en rinca en een aantal kleinere eilanden. Het werd door de Unesco uitgeroepen als werelderfgoed.
We meren aan in Komodo en krijgen een begeleider/ranger mee die ons moet beschermen tegen de eventuele aanvallen van de varanen.
De komodo varaan is een enorm reptiel, dat wel zo een 3 meter lang kan worden, het voedt zich met vogels, zwijnen, herten en kleine zoogdieren.
We speuren goed rond, want we zijn bang dat deze reuzen ons zouden oppeuzelen.
De varaan is een van de oudste diersoorten van de gehele wereld, ze zien er echt niet uit, maar ze zijn wel razendsnel als ze aanvallen. De reuzenvaraan kan een leeftijd van 100 jaar bereiken.
Na het avontuur tussen de varen waar het echt griezelig was gaan we voor anker om te gaan snorkelen op pink Beach, de onderwaterwereld is spectaculair honderden visjes in een palet met regenboogkleuren, machtig mooi.
Vannacht probeerden we te slapen onder de sterrenhemel, doch er was veel te veel wind, dus moesten we noodgedwongen in het ruim van de boot slapen, het rook (stonk) er naar benzine, geen leuk nachtje dus.
Op de tweede dag varen we naar Rinca, het tweede eiland waar de komodo varaan leeft.
Met goede wandelschoenen en opnieuw met het gezelschap van een ranger gaan we op zoek naar de draak van Komodo. Het wordt een 2e dag griezelen bij de aanblik van de varanen, vertrouwen doen we ze niet.
Op de 2 drakeneilanden die vanwege verraderlijke stromingen zeer lang vrijwel geïsoleerd van de buurlanden bleven, leven zo een 5000 reuzenhagedissen, die door de lokale bevolking ora worden genoemd.
De eilanden zijn ook een bijzonder natuurgebied, al wandelend ontdekken we de mooiste plekjes.
Onze 2-daagse op en rond Komodo sluiten we af in Labuan Bajo, daar wachten Kamiel en Nikolaus ons op, 2 schitterende mensen die ons 10 dagen hebben begeleid.
We hebben een machtige tijd gehad op Flores en de eilanden Rinca en Komodo, morgen vliegen we naar Bali, het godeneiland.
16 reacties