Nergens is de Donau zo blauw als in Wenen
De Habsburgers hebben liefst meer dan zes eeuwen de plak gezwaaid over zeer grote delen van Europa. Sterk beredeneerde huwelijken zijn daar natuurlijk niet vreemd aan. Of je dat nu leuk vindt of niet, in Wenen kan je niet naast hun verwezenlijkingen (hun pracht en praal zeg maar) kijken.
Zoals jullie kunnen lezen in mijn verslag ” Het Wenen van Sissi ? No way !” heb ik het niet zo begrepen op die al te keizerlijke Weense pronkzucht.
Maar een mens moet ook kunnen toegeven dat het keizerlijke hof als geldschieter een zeer mooie bijdrage heeft geleverd aan de uitbouw van een muzikale wereld zonder weerga. Dank zij de Habsburgers werd Wenen in de 18de en 19de eeuw de muziekhoofdstad van Europa waar componisten als Mozart en Haydn hoge toppen scheerden. Wenen werd het Mekka van de muziekwereld zodat mannen als o.a. Beethoven er graag kwamen naar afgezakt. Nochtans werd Beethoven er aanvankelijk meer als een controversiële figuur gezien en dit terwijl hij buiten Wenen sterk gewaardeerd werd. Maar het kan verkeren in iemands leven. Hoewel het wonderkind Mozart bijzonder geliefd was aan het Hof, kreeg hij desondanks een triest armengraf terwijl Beethoven dan weer een staatsbegrafenis te beurt viel.
Al een geluk dat Mozart op de valreep nog zijn eigen Requiem schreef zodat er tijdens zijn uitvaartdienst tenminste schitterende muziek weerklonk. Voor de allereerste keer werd toen het Requiem van Mozart (weliswaar onvoltooid) uitgevoerd. Dat was in de Michaëlerkirche aan de Michaëlerplatz ter hoogte van de hoofdingang van het Hofburgcomplex.
Schubert was dan weer vooral geliefd omwille van zijn kamermuziek. Na zijn dood werd een periode van minder “serieuze” muziek ingeluid. Brahms en Mahler wisten echter de volksmuziek in schitterende composities te verwerken waardoor een nieuw tijdperk voor de hoogstaande muzikale kunst aanbrak.
Johann Strauss jr. van zijn kant schreef zo’n slordige 400 walsen bij elkaar en vermits die dans al sinds het congres van Wenen in 1814 bijzonder populair was geworden, vond Strauss in het Weense Mekka een gat in de markt. Het leverde er hem warempel de titel van walskoning op. Iets waar de andere leden van de Straussdynastie dan weer stiekem jaloers op waren.
Allen hebben een mooie en vooral monumentale laatste rustplaats gevonden op het Zentralfriedhof dat we uitgerekend op Allerheiligen bezoeken.
Allen, behalve Mozart dan die elders in een massagraf werd gedumpt. Hier tussen de andere Musiker werd later voor hem wel een zuil opgericht.
We rijden er naar toe met tram 71. Het kerkhof ligt immers een eind buiten de stad. Wil je er heen ? Onthoud dan dit : De kerkhofmuur is liefst drie kilometer lang en de tram heeft er drie haltes. Neem de tweede halte als je de graven van de grote componisten wilt zien.
Het is er – zeker vandaag – behoorlijk druk doch erg stemmig met bij de ingang druk bezochte bloemenstalletjes. En vermits de dood bij het leven hoort, kan je er warempel ook braadworst en bier kopen.
Niet ver van de graven van de grote “Musiker” vandaan ligt een minder groot componist begraven onder een afgedekte vleugelpiano : Udo Jürgens was in 1966 de eerste Oostenrijkse winnaar van het Songfestival,. Merci, chérie !
Tussen haakjes … Oostenrijk heeft wat met het Songfestival zelfs in die mate dat toen het in 2015 (na de overwinning van Conchita Wurst) een tweede keertje in Wenen werd georganiseerd de verkeerslichten er voor de voetgangers een hip én ruimdenkende versie kregen. Verliefde hetero- en holibikoppeltjes loodsen je er veilig door het verkeer.
Terug naar Udo. Hij ligt er immers tussen kunstenaars, theaterspelers en dichters waarvan sommigen een wel heel merkwaardige grafzerk hebben.
Als je hier dan toch bent, wandel dan zeker ook eens onder de zuilengalerij door. Hier staan graven die zeker een half fortuin moeten hebben gekost. Mogelijks tot groot ongenoegen van de erfgenamen die zodoende een half fortuin minder te verdelen kregen.
Het kerkhof is dermate groot dat je je er steendood kan stappen. Beperk daarom je bezoek tot wat jij belangrijk vindt. Toch raad ik je aan zeker ook de kerk te bezoeken.
Zie je op tegen het trappenwerk ? Bijt dan toch even op je tanden. Geloof me … je zal er geen moment spijt van hebben.
De kerk werd gebouwd door een leerling van Otto Wagner, de grondlegger van de Oostenrijkse Jügendstil. Een kerk in Jügendstil ? Jawel ! Had ik eerlijk gezegd nog nooit eerder gezien. Deze kerk valt dus vrij uniek te noemen. De koepel vind ik ronduit fenomenaal.
Maar terug naar de muziek. In Wenen kan je er niet naast kijken. Verspreid over de stad staat het standbeeld van menig componist en je kan geen kerk of muziekzaal voorbij lopen of daar staat een of andere Mozart tickets te verkopen voor een concert ter plekke.
Overal, behalve aan het Wiener Musikverein dan waarvan wij allen de Gouden Zaal kennen aangezien er sinds jaar en dag door de Wiener Philharmoniker het traditionele nieuwjaarsconcert wordt uitgevoerd. Dat concert wordt door zowat tachtig openbare televisiezenders uitgezonden. Ik had een tante bij wie de familie ofwel voor ofwel na het concert mocht komen “nieuwjaren” maar zeer zeker niet tijdens ! Om maar te zeggen hoe belangrijk dit concert voor velen is.
Hier geen verklede Mozart te bespeuren. Je komt er trouwens ook op Nieuwjaarsdag niet in. Wie dit concert ooit eens hoopt te kunnen bijwonen, moet een jaar van te voren het geluk hebben eerst te worden uitgeloot en mag er dan ook nog eens zo’n slordige 850 euro voor neertellen. Een glaasje bubbels is bij die prijs wel inbegrepen. Oef !
Liever toch maar aan een democratischer prijsje een ticket voor de Wiener Philharmoniker versieren ? Dat kan voor een concert op een doodgewone dag. Je moet je er echter wel eerst een abonnement voor aanvragen en de wachtlijst daartoe is liefst dertien jaar lang. Bovendien moet je je aanvraag ieder jaar opnieuw bevestigen. Vergeet je dat een keertje te doen, zeg maar bijvoorbeeld na tien jaar, dan heb je pech want dan mag je helemaal van vooraf aan herbeginnen. Een verwittigd man is … juist !
Meer geluk kan je hebben in de staatsopera. De tickets zijn er min of meer betaalbaar en voor studenten al helemaal. Voor vier euro kan je als student een uitvoering bijwonen maar je moet er wel drie uur voor recht staan.
De Wieners zijn trouwens dol op hun staatsopera al is dat ooit wel anders geweest. De twee architecten ervan werden, omdat het gebouw te laag werd bevonden, dermate uitgejouwd door de inwoners van de stad dat de ene zelfmoord pleegde en de andere van de weeromstuit stierf aan de gevolgen van een hartaanval. Beiden liggen ook op het immense Zentralfriedhof begraven.
Zelf zouden wij al heel tevreden zijn met een rondleiding doorheen de staatsopera. Jammer genoeg worden er uitgerekend op de dag waarop wij er zijn geen rondleidingen gegeven. Zou er misschien een Halloween party aan de gang zijn ? Samen met “The Phantom of the opera” allicht ?
Met uitzondering van een snelle blik op de prachtige inkomhal van de opera krijgen wij dus niets van het interieur te zien. Het stilt onze honger niet. Wel integendeel !
Gelukkig kunnen we die avond wel een concert bijwonen van het Wiener Residenzorchester. Het zeskoppig strijkje aangevuld met een dwarsfluitspeelster en een pianiste, alsook een sublieme sopraan en meesterlijke tenor maakt alles goed.
Het concert eindigt zoals het traditionele Nieuwjaarsconcert dat doet. Balletdansers walsen de blauwe Donau tegemoet.
Bovendien krijgen we bubbels en de Radetzky Mars als toetje.
De avond kan niet meer stuk vooral ook omdat die ons geen stukken van mensen heeft gekost.