Marcinelle maakt diepe indruk
De site Le Bois du Cazier werd door de UNESCO opgenomen op de Werelderfgoedlijst en omvat vandaag veel meer dan de herinnering aan de voormalige steenkoolmijn.
De aanblik op de fraai gerestaureerde gebouwen en liftschachten zetten meteen de toon voor dit bezoek : die is ronduit indrukwekkend.
De ontvangst is er hartelijk en bij het ombouwen van het oude mijncomplex tot een modern museum werd zeker aandacht besteed aan het comfort van de rolstoelgebruiker. Los van de aangepaste infrastructuur is er ook een speciaal tarief voor mindervaliden maar dat tarief heb ik niet nodig vermits ik gratis toegang heb met mijn Museumpas. Mijn begeleider moet jammer genoeg de volle pot betalen. Nochtans … zonder hem was ik hier niets. Maar bon.
Bij de aanvang van ons bezoek krijgen we een zeer fraai gepresenteerde introductiefilm te zien. De film schets een beeld van hoe de streek van Charleroi zich tijdens de industriële revolutie ontpopte tot een van de belangrijkste economische centra in Europa.
In het Industriemuseum krijgen we een mooie kijk op de technische, maatschappelijke en economische geschiedenis van het Waalse industriebekken. En jawel … die ontwikkeling omvat veel meer dan de ontginning van steenkool. De uitvinding van de stoommachine zorgde voor een nooit eerder geziene kettingreactie.
In de verschillende zalen krijgen we tekst en uitleg over hoe een en ander precies is verlopen. Hoe het werk werd georganiseerd en de prikklok werd ingevoerd maar ook hoe arbeiders uitgebuit werden.
We zijn getuige van hoe Cockerill Sambre ontstond en hoe Solvay uitgroeide tot een machtige en toonaangevende industrie. Laverend tussen al die machines door valt mij vooral de geur van machineolie en ander smeersel op.
Het is dank zij Solvay die chemische soda lanceert dat het vervaardigen van glas van puur vakmanschap evolueert naar massaproductie.
Het glasmuseum leert ons hoe met de technologische vooruitgang het vervaardigen van glas een stuk grootschaliger werd. Tot groot ongenoegen van de getalenteerde glasblazers.
Wie van glaskunst houdt, komt hier beslist aan zijn trekken. De meest schitterende voorwerpen daterend uit de oudheid tot nu worden smaakvol aan de bezoeker gepresenteerd. Het is leuk te ontdekken hoe kostbaar het glaswerk vroeger wel moet zijn geweest. Omdat het vervaardigen van drinkglazen vóór de industrialisatie heel wat kunst- en vakmanschap vergde was zo’n glas peperduur. In vroegere tijden was het dan ook helemaal niet ongewoon om zelfs bij de rijkste edelman meerdere gasten aan de feestdis uit eenzelfde glas te laten drinken.
Het glasmuseum bezit op de bovenverdieping een expositieruimte waar op geregelde tijdstippen tentoonstellingen worden georganiseerd door glaskunstenaars. De tentoonstelling die er momenteel loopt, kan me echter niet echt bekoren. Té, tja … te wat eigenlijk ?
Workshops met betrekking tot het smeden en gieten van ijzer of het glasblazen kan je volgen in het heel grote atelier. Wat een materiaal staat hier bij elkaar zeg ! Maar vandaag valt hier helemaal niets te beleven. Het atelier ligt er verlaten bij en het is gissen naar de tijdstippen waarop hier demonstraties gegeven worden.
Vermits het tegen de middag aanloopt, willen we een lunchpauze inlassen. De site heeft naast een cafetaria ook een restaurant waar je tijdens de week een betaalbare lunch kan nuttigen doch tijdens het weekend vallen de menu’s nogal prijzig uit en vermits er bijna geen volk is zijn we bovendien niet zeker van de versheid van wat wordt aangeboden. Dan toch liever een vlugge lunch van de kleine kaart in de cafetaria. Ook de Italiaanse bezoekers uit Toscane kiezen voor de cafetaria. Wellicht zijn zij hier om een of andere oom, broer, vader, … te gedenken.
En dat gedenken grijpt mij wel aan. Aan de overzijde van het museumcomplex daar waar de “bokken”, de liften naar de mijnschachten staan, is een memoriaal ingericht. Informatieborden en een film met beelden van toen en met getuigenissen van hen die de ramp hebben overleefd of van nabij hebben meegemaakt, leren ons precies wat er op die noodlottige achtste augustus 1956 is gebeurd waardoor liefst 262 kompels de dood vonden.
Zonder in detail te treden, durf ik zeggen dat de ramp vermeden had kunnen worden, ware het niet dat de tijd er blijkbaar nog niet rijp voor was om mijnwerkers als mensen te behandelen en niet als mollen die wroeten in de grond in opdracht van steenrijke kapitalisten die nog steenrijker wilden worden. Kortom … op vlak van veiligheid waren er nauwelijks behoorlijke investeringen gebeurd en het mag een wonder heten dat er al niet veel eerder een ramp van dergelijke omvang heeft plaatsgehad.
Het drama van Marcinelle heeft niet alleen België in diepe rouw gedompeld ook de rest van Europa rouwde mee. Wellicht versneld door dit alles werd in 1957 het verdrag van Rome ondertekend, waarbij binnen de EGKS ook aandacht werd besteed aan de veiligheid van de kompels.
Op het plannetje dat we bij de balie hebben meegekregen, zien we een loods waarin een migrantenwoning werd gereconstrueerd. Raar, denk ik in al mijn naïviteit aanvankelijk nog. Welke museum maakt nu een reproductie van een huis in zo’n kleine loods ? Tot ik naderbij kom. Ik schrik me een hoedje. Want wat blijkt ? De loods is een overblijfsel van een krijgsgevangenenkamp uit WOII. Dergelijke loodsen werden na de oorlog massaal gerecupereerd om er de – vooral Italiaanse – migranten en hun gezinnen in te huisvesten. Erg warm zal het onder die golfplaten toestand voor die arme lieden wel niet geweest zijn.
Wat een schril contrast met de arbeiderswoningen die we gisteren in Le Grand-Hornu hebben gezien ! Zie ook https://evenaar.tv/reisverhalen/2019/02/n-visionair-hoogstandje-de-site-van-le-grand-hornu/
Ik ben er behoorlijk door aangedaan en kan maar één ding bedenken : Marcinelle heeft vooral een geschiedenis om zich over te schamen. Maar de inzet van velen om die geschiedenis nooit meer te vergeten en er uit te leren voor de toekomst, is dan weer iets om erg trots op te zijn !
13 reacties