Wandelvakantie in Galtür – Tirool
Dag 0 … Op naar Galtür
Ik heb 880 kilometer gereden. Niets saaier dan voorbijrazende wagens zien vanuit een voorbijrazende wagen. Autosnelwegen zijn wat ze zeggen… Auto Snel Weg. Vergeten en begraven nog voor je er aan begint. De moeite niet waard om erover te schrijven.
Ware het niet de laatste 20 kilometer. Doorheen het prachtige Alpenmassief. Kronkelend en zwalpend. Opgelet, nog een haarspeldbocht. Deze heeft nummer 28, er zijn er uiteindelijk 30 ! Alpe d’Huez verlegd naar Oostenrijk.
Prachtig om te rijden, een hele uitdaging want de minste fout eindigt in het ravijn. Maar ik heb mijn beide ogen vertienvoudigd, om toch maar én de slingerende weg én de mooie bergen met hun water vallende riviertjes te bewonderen. Dit doe ik opnieuw, en opnieuw, en opnieuw….
In het hotel viel mij dit prachtige vergezicht op het oog en op de lens van mijn GSM. De eerste foto, en dit reeds op de eerste avond. Dat belooft:
Dit idyllisch tafereel zal ik nu elke dag, 14 lange dagen, zien vanuit het venster van mijn kamer.
Och, de kamer is sober ingericht, maar ook zeer smaakvol. Volledig afgewerkt met hout. Gewoon een gezellige kamer om ’s nachts boompjes te zagen.
Dag 1 : Op naar Wiesbadener Hütte…
Na een verkwikkende nacht en een al even uitgebreid ontbijt, voelde ik mij sterk om de Oostenrijkse Alpen te bestormen. Dus nam ik mijn auto en reed naar het waterige vertrekpunt van mijn eerste wandeling, nl. Het Silvretta Stausee (of stuwmeer).
Dit langwerpig meer ligt op 2030 m hoogte en vormt het ideale uitgangspunt voor een wandeling naar de 2445 m hoog gelegen Wiesbadener Hütte. Doch, mijn heupen, benen en knieën klaagden zich te pletter bij het stijgen en dalen op deze wonderlijk mooie route.
Al stijgend kan men de tientallen gletsjers bewonderen die uit de hoger gelegen bergkammen naar beneden kronkelen. Dit leidt af en toe tot een spectaculaire waterval, maar eveneens tot zeer waterige voetwegen. Na een uurtje klimmend puffen, kun je dan ook je oververhitte voeten in zo’n gletsjer neerploffen:
Een welkome verfrissende afwisseling met het prachtige groen en de mooie wilde bloemen op de doorreis. Toch even opmerken dat het ijs minimaal 0°C is, terwijl het in de zon op dat moment toch 25 *C was. Een contradictio in terminis ?
Of is Jehovah hier aan het werk, en heeft Hij een enorme waterreservoir aangelegd in de Alpen, om de aarde te kunnen kuisen van al onze verfoeilijke afbraakwerken? Als je deze prachtige grillige natuur bekijkt, en er in mag rondwandelen, dan stel je je toch enkele vragen.
Jehovah belooft een paradijs op aarde, waar mens en dier samen zullen leven. Volgende foto is reeds een voorproefje op dit paradijs. De koeien kwamen van rechts, dus gaf ik ze even voorrang op het nauwe wandelpad.
Na 6 kilometer klimmen en zo’n twee uur puffen, bereik je eindelijk de Hütte. Daar kun je even bijkomen bij een kop koffie en een goulash suppe. Maar het grootste geschenk is toch het adembenemende uitzicht op Jehovah’s schepping. De prachtige bergkronen, omsierd met witte gletsjers en een bruisende bergrivier met stuiterende watervallen. Mooi, niet ?
Op 2445 m hoogte, met 6 kilometer klimwerk in de benen, lijkt de afdaling een fluitje van een cent. Helaas, de knieën knikkerden, en niet van angst, maar van vermoeidheid bij het afdalen naar het stuwmeer. Slechts 12 kilometer afgewandeld, maar toch al bekaf…
Tag Zwei… Een actieve rustdag…
Wegens protesterende beenspieren en pijnlijke knie- en andere gewrichten, was de nacht niet zo’n succes als ik had gehoopt. Ik heb wel geslapen, maar te weinig en te licht, zodat ik op dag twee besliste om er een relatief rustige dag van te maken.
Dus begon ik vol goede moed aan een “vlakke” etappe van Galtur naar de Wilderer Hütte. De wandeling op zich was prachtig. Een mooi bosrijk gebied, geen al te steile, zelfs nogal vlakke, hellingen, een borrelend en stromend riviertje, en af en toe de kans om een kei op je kanis te krijgen. Dat hoort er allemaal bij.
De beloofde afwisseling viel echter zwaar tegen. Halverwege was er een woudkapel. Eigenlijk een zeer modern gebouwtje, te midden van ongerepte natuur. Wat doet dat ding daar eigenlijk?
Daarna passeerde ik een wildpark. 3 geiten, wat bokken en vissen. De moeite niet waard om te bekijken. En bovendien allemaal opgesloten in te kleine kooien. Afschuwelijk teleurstellend…
Na de koffie en de bijhorende boterkoek, besloot ik hogere oorden op te zoeken. Ik reed enkele kilometer verder naar Ischgl, waar een kabelbaan mij naar 2335 m hoogte bracht. Terug boven de boomgrens. Omdat alles op dat moment goed voelde, besloot ik een twee uur durende afdaling in te zetten naar de kabelbaan tussenstation. De knieën dachten er anders over, en klaagden en steunden dat het een lieve lust was. Afdalen is ook vermoeiend, niet? Dus toch geen rustdag.
Was het de moeite en de pijn waard? Eigenlijk wel. Wandelen tussen een wisselend landschap van skiweiden en bossen, de mooie bergen en hun gletsjers in de verte, lonkend om er op te klimmen. De natuur, afwisselende bloemenpracht. Het loont de moeite.
Dag Drie: Verloren gelopen, en toch niet…
Vandaag stond een relatief inspannende bergklim op het programma. Althans, volgens het gidsend boekje bij mijn wandelingen. Na opnieuw, een verfrissend en heerlijk ontbijt (koffie met …), vertrok ik naar het begin (en eigenlijk ook eindpunt) van mijn bergwandeling.
Deze lag op 1822 m hoogte bij het hotel Zeinisjoch. Een kalme aanloop later, genoeg om opgewarmd te zijn en de tweede adem gevonden te hebben, besloot het gidsend boekje, mij in een hogere versnelling te plaatsen.
Een steil bergpad leidde mij naar de Versailspitze (2462 m hoog). Dit berg beklauteren vond ik nog niet zo erg, gezien de zeer mooie natuur en de verrassende gletsjers, waar ik doorheen moest.
Eens te meer werden mijn verhitte voeten tijdig verkoeld:
Ik bereikte de Versailspitze zoals gepland, en werd beloond met een prachtig uitzicht op de andere bergtoppen in de buurt.
Toch dacht ik even aan Jehovah, en zijn vraag om zijn boodschap tot in de uithoeken van de wereld bekend te maken. Heel toevallig, had ik enkele kaartjes van JW.ORG op zak, en deze verdwenen dan ook in de brievenbus bovenop de berg. Zelfs op het dak van de wereld wordt over Jehovah getuigenis afgelegd.
De brievenbus bovenop de Versailspitze:
Toen werd het tijd om te dalen. Vol goede moed, en bij het nalezen van de instructies in het wandelboekje, sloeg ik de weg naar beneden in. Althans, dat dacht ik. Na ettelijke kilometers dalen, kwam ik tot het besef dat ik een verkeerde afslag genomen had.
Mijn benen zeiden op dat moment hartsgrondig “Neen” tegen een afdruipende terugkeer naar de top. Dalen was alles wat ze nog wilden. Dus, genoot ik van de zomers winterpret van een kudde schapen:
Moedig bleef ik doorstappen, ondertussen mij de vraag stellend, waarom Jehovah zoveel insecten op de toppen van de bergen heeft bijeengebracht. Maar als je de prachtige natuur en de vele bloempjes in de weiden bewondert, moet je je die vraag toch niet stellen, niet?
Intussen daalde ik af in een immer veranderend landschap, van alpenweiden, tot lage begroeiing en kleine struiken, tot reuzen van bomen waar ik mijn weg doorheen moest zoeken. Ik voelde mij niet langer een bergwandelaar, maar eerder een berg afdaler. Meerdere malen moest ik mij schrap zetten op het steile en soms gevaarlijke bergpad.
Uiteindelijk kwam ik op 1550 m hoogte de bewoonde wereld tegen. Buiten enkele wandelaars was het uiterst rustig op deze bergroute. Een kabelbaan kon mij naar het lager gelegen Partenen (1030 m) glijden, waar ik uiteindelijk de bus kon nemen, terug naar mijn auto.
Groot was mijn verrassing toen ik niet in de kabelbaan kon omdat ik geen kaartje had. Groter nog was mijn verbazing bij het antwoord op de vraag waar ik een kaartje kon kopen. “Daar beneden”, luidde het. Daar waar ik eigenlijk naar toe wilde. De wegwijzer gaf aan dat het slechts een uurtje wandelen was. Dus, vol goede moed begon ik aan een steile afdaling van welgeteld 2 uur.
Dit alles maakt een mens toch nederig. De prachtige natuur en de bergen. Het mooie uitzicht. De nietigheid van een mens in deze natuur. Maar het maakte mij ook zelfbewuster en zelf zekerder.
Jehovah heeft mij niet belast boven mijn mogelijkheden. Vandaag kon ik, soms strompelend, zo’n 25 kilometer wandelen, 640 hoogtemeters stijgen, en 1430 dieptemeters dalen. Ook al protesteerde mijn hele lichaam, en vooral mijn knieën, met de zegen van Jehovah lukte het mij.
En nu… Een warme douche om de inspanningen weg te spoelen…
Tag Vier: Buttermilk und Speckfleish…
Als je me vraagt wat er bijzonder was aan de wandeling vandaag, dan moet ik antwoorden dat de ontdekking van Buttermilk, mij bijzonder bijblijft. Ook het middagmaal, brood met plaatselijk gerookte hesp, was een hoogvlieger.
Vandaag ben ik, zoals gepland, heel voorzichtig en heel rustig gestart (en geëindigd) met een heuvelachtige wandeling. Geef toe, 250 hoogtemeters op 6 kilometer stappen, het is een bergtreuzeling ten opzichte van gisteren. Maar mijn spieren en gewrichten waren het volkomen met mij eens, toen ik geregeld een rustpauze inlaste.
Wat oorspronkelijk een mooie, rustige natuurwandeling moest zijn, kreeg wat extra pigment, toen ik volgend gebouwtje in het vizier kreeg. Hét huis, dat ik heel graag zou willen, op de perfecte plaats te midden van de rust van de Alpen:
Zo stel ik mijn paradijselijk huis op aarde voor.
Na de wandeling ben ik nog even het plaatselijk museum ingestapt. Daar leerde ik dat Galtür in 1999 door een monsterlawine werd meegesleurd. Ik was mij bewust van het eigenzinnig gevaarlijke karakter van de bergen, maar dit had ik toch niet verwacht.
Uiteindelijk ben ik toch heelhuids terug geraakt in het hotelletje, na een tweede actieve rustdag, en dromend van Buttermilk und Speck.
Dag 5: Culinaire veroveringstocht…
Vandaag stond een rustige wandeling op het programma. Van Zeinisjoch (1822 m) naar Wiegensee (1940 m) en terug. Dat terug veranderde halverwege in een doorsteek naar Paramut (1550 m) en daarna met de kabelbaan naar Partenen (1030 m). Een drie uur durende bergwandeling doorheen de prachtige natuur van Tirol, met als toetje een helder bergmeer op 1940 m hoogte. En fris dat de lucht hier is…
In Paramut nam ik de tijd om de plaatselijke culinaire geneugten te proeven. Een rundssoepje (heldere bouillon) met 2 spekbollen (knüdle) erin. Heel lekker na een bergtrip van enkele uren.
Terug naar het hotel met de plaatselijke bussen, om ’s avonds dan nog een culinair eindje te knopen aan de middagsoep. Een jägerschnitzel met lekkere kroketten. Meer hoeft een mens niet op een zachte zaterdagavond.
En zo ben ik weer wat meer op de hoogte van de Tiroolse keukengeheimen.
Dag 6: Welkom in de Engelse gemeente van Innsbruck…
Zondag, dus rustdag. Of toch niet?
In elk geval stond er vandaag geen bergwandeling op het programma, maar besloot ik de dichtstbijzijnde (op 120 km afstand) Engelse gemeente van Jehovah’s Getuigen te bezoeken voor onze wekelijkse vergadering. Ik werd er warm en hartelijk ontvangen, volledig in tegenstelling met het kille, koude regenweer dat bijna mijn zondag verpestte.
Het onderwerp van de wachttoren lag me wel zwaar op de maag. De openbare toespraak vond ik interessant, met het thema “Parenting”, of hoe ouders hun kinderen moeten bejegenen en opvoeden.
Om de dag goed af te sluiten, en onder een zalig zonnetje, verorberde ik opnieuw een soepje met kaasbollen en een cheese burger. Niet zo culinair tirools als gisteren, maar wel heel smakelijk.
Dag 7: Ik buig voor de bergen…
Nederigheid is een mooie eigenschap. En geduld. Vooral als je denkt dat je de bergen de baas bent. Want dan komen zij met een nog steiler, nog smaller, nog rotsiger bergpad aan, en moet je tot je eigen spijt erkennen dat de bergen je alweer een loer gedraaid hebben. Een bergwandeling, alias bergbeklimming naar de top, kun je goed als volgt omschrijven. Aan de start ben je ietwat overmoedig, “ik zal deze berg temmen en wel in een recordtijd”.
Na een kilometer relatief vlak klimmen, ben je zelfzeker, “zie je wel, ik kan deze berg aan, en wel in de vooropgestelde tijd”, een kilometer verder en enkele steile beklimmingen verder, ben je nog hoopvol, “ik zal deze berg vandaag wel aankunnen, zeker?”, dan wordt je stilletjes aan onzeker, “kan ik deze berg eigenlijk wel aan?”, om nog enkele steilere beklimmingen later, paniekerig te worden, “ik kan deze berg niet aan, help!”, op enkele honderden meters van de top wordt je uiteindelijk wanhopig, “ik zal moeten terugkeren, ik kan het niet”, om uiteindelijk op de top van de berg euforisch te worden, “ik kan het wel, ik zei het toch?”, maar diep in je binnenste ben je nederiger en geduldiger met jezelf geworden, “de bergen hebben me weer een lesje geleerd!”.
Ik was vanmorgen zo bijna euforisch toen ik eindelijk, na een steile klim in de wilde natuur, de top en de Friedrichshafener hütte bereikte op zo’n 2300 m hoogte.
Ik had toen 700 hoogtemeters en zo’n kleine 6 kilometer geklommen. Maar het was de moeite waard, hoewel de koffie boven nogal flauw smaakte en er ook geen buttermilch was. Ik nam de minder steile, maar langere weg naar beneden, om mijn knie wat te sparen, maar ontdekte dat ik hierdoor meer de natuur kon bewonderen. De bloemenpracht en de eeuwig rondfladderende vlinders, gaven me frisse moed:
Toen ik terug beneden was, ontdekte ik mijn buur, die rustig in de schaduw van het zonnetje lag te genieten:
Hij heeft toch een herenleventje, niet? Of zou hij liever bij de kudde zijn? Vragen waar hij geen antwoord kon op geven.
Aangezien ik om 9 uur reeds wandelde, en ik om 13 uur terug in mijn hotelletje was, kon ik ’s middags het plaatselijke nat gaan verkennen. Het zwembad stelde echter niet veel voor, zodat ik enkel maar mijn eeuwige baantjes kon zwemmen. Toch wel verfrissend, op een warme dag in juli…
Dag 8: Een naamloze dag…
Het gebeurt af en toe wel eens… Een naamloze dag… Hoe je je ook inspant, eigenlijk gebeurt er niets speciaals en is er ook niets te vermelden. Een te korte wandeling downhill, na het nemen van de kabelbaan in Wirl? Het vermelden niet waard. Een zwemvijver met ligweide in See? Interessant op een warme dag, maar het is er één van duizenden…
Dan maar op tijd vertrokken naar Innsbruck voor de doordeweekse vergadering. Ik werd er haast nog vriendelijker ontvangen dan vorige zondag. En toen kreeg de dag toch wat kleur… Ik maakte kennis met een Zuid-Afrikaan en zijn vrouw uit Johannesburg.
Een aangenaam gesprek was het resultaat. En ook de vergadering beviel me goed, hoewel het moeilijk blijft spontane antwoorden te formuleren in een vreemde taal (Engels). Na de vergadering nog een leuk gesprek met een Franstalige broeder in een rolstoel, die ook een basketbal verleden heeft. Zo kleurde de dag toch wat…
Dag 9: Bergwandelaar…
Vandaag voelde ik voor de eerste maal, dat ik in de bergen wandelde. Ik bedoel, tot gisteren voerde ik een gevecht met de bergen, vandaag wandelde ik in de alpen, één met de berg, in samenhorigheid.
Klinkt raar, niet? Maar deze morgen voelde ik mij kiplekker. Ik voelde dat de spieren en gewrichten meewilden, hetzelfde doel nastreefden en mijn geest inmiddels ondersteunden. Ik trok dus met heel veel plezier de bergen in, om de Breitspitze te beklimmen. Daarvoor voerde een kabelbaan me eerst naar 1974 m hoogte, waarna ik aan een stevige wandeling en klauterpartij begon.
Wat voelde ik mij fris, toen ik twee uur later op de Breitspitze (2196 m) stond, samen met een tiental andere toeristen. Ik besloot toen af te dalen naar Kops, het stausee, en Zeinisjoch (1822 m). Het aantal hoogtemeters zijn geen weerspiegeling van de steile rotsige, maar o zo mooie afdaling. Ik daalde toch zo’n anderhalf uur af. Bij momenten stapte ik op bergpaden die in de berg waren ingesleten. Ik stapte dus in de alp en voelde mij verbonden met die alp.
Tijd voor een culinair uitstapje in de vorm van een goed gevulde goulashsuppe. Waarna ik de bus richting Galtür nam. Na een viertal uur wandelen in de bergen, mag je je al eens neerleggen om te rusten voor de volgende dagen, die veelbelovend naar mij lonken.
En ook het culinair uitstapje kreeg nog een staartje, met een heerlijke Wiener schnitzel. Deze liet ik volgen door een Heisse Liebe (een ijscreme met warme bosvruchten).
Dag 10: Limieten…
Vandaag botste ik op mijn limiet. Niet dat dit erg is, ik was er snel genoeg bij om mijn kar te keren, maar het is wel jammer dat ik wegens te weinig ervaring en te weinig informatie, mijn limiet moest erkennen in de Flimspitze (2929 m).
Zoals gepland, nam ik in Ischgl de kabelbaan richting hooggebergte. Deze kabelbaan voert je naar Idalp (2320 m) midden in de bergen. Een kabelbaan verder sta je aan de grens met Zwitserland. Daar zag ik een wegwijzertje “Flimspitze, 1 ½ uur”, aangegeven met het bolletje rood (wat staat voor gemiddeld moeilijk). Ik dacht dus dat dit een stevige bergwandeling zou zijn.
Na enkele honderden meters klimmen, bleek echter dat er een stuk bergbeklimming met helm en beveiliging, inzat. Dit zag ik niet zitten, aangezien ik dit nog nooit gedaan had en er ook niet in geoefend ben. Dus ben ik de berg maar weer afgedaald, wat op zich ook al een hele rotsachtige opgave was.
De kabelbaan naar Zwitserland, gaf een mooi zicht op het ruwe gebergte en op de alpen- en skiweiden in de streek. Zo’n half uurtje heen en terug zweef je boven de bergen, en hoef je niets te doen. Ideaal als je geen hoogtevrees hebt.
Na een soepje in Ischgl, ben ik afgezakt naar het zwembad in Galtür, het enige waar je wat baantjes kunt trekken. Een half uurtje baantjes trekken in een vol zwembad, en ik was klaar om uit te rusten voor de beklimming van de Predigberg. Deze staat morgen op het programma, en belooft de kers op de taart te worden.
Dag 11: I did it my way…
Ik heb al vermeld dat ik mij thuis voel in de bergen. Dit betekent in de eerste plaats dat ik respect heb voor de alpen, en voorzichtig omspring met de natuur. Nu valt het al bij al wel mee. Veel menselijke vervuiling (een zakdoek, een plastiek zakje, een sigarettenpeuk, …) heb ik niet gezien, maar uit respect en bewondering voor deze mooie habitat, heb ik extra opgelet om mijn voetafdruk zo klein mogelijk te houden.
Vandaag de koninginnerit. Op naar de Predigberg. Start in Galtür op zo’n 1584 m hoogte, en dan maar klimmen doorheen de prachtige natuur naar zo’n 2640 m hoogte. De laatste 5 m heb ik niet afgelegd wegens te gevaarlijk. Dit betekent zo”n 1065 hoogtemeters klimmen in 3 uur 30 minuten. Zeer mooie natuur, een mooie inspanning, wat wilt een mens nog meer?…
Afdalen langs dezelfde weg verliep aanvankelijk heel vlot, na zowat een uur nam ik een afslag naar een gemakkelijker dalende weg. Maar toen sloeg het noodlot toe, een overbelaste rechtervoet wilde niet graag meer stappen en liet dus bij iedere stap zijn ongenoegen horen. Een pijnlijke afgang? Eigenlijk niet, ik heb (moeten) volhouden.
Al bij al was dit een zeer geslaagde kers op de taart van een zeer geslaagde vakantie. Morgen zal ik wat uitrusten en zondag naar de gemeente in Innsbruck.
Maandag de lange terugweg naar huis.
Oh, wat heb jij een leuke pen, Stephen. Echt prettig om lezen. Me dunkt dat je gewrichten toch nog aardig wat werk kunnen verrichten. De etappes die jij hebt afgewandeld zijn – hoe mooi ook – voor mij jammer genoeg niet haalbaar. Dus heb ik al lezende van het gebergte genoten. Dankjewel.